|
Crassula tillaea Lest.-Garl.
Mosbloempje
|
Ecologie & verspreiding Mosbloempje is een van de kleinste plantjes van de Nederlandse flora, één tot vijf centimeter hoog. De soort groeit vooral op en langs paden op voedselarme bodem, o.a. op begraafplaatsen. Vindplaatsen liggen vooral langs de kust en in het Waddengebied (veel waarnemingen van Texel) en verspreid in een brede strook in zuidelijk Utrecht en de Veluwe. Uit grote delen in het noord- en zuidoosten van het land zijn nauwelijks waarnemingen bekend. Na 1980 is de soort fors toegenomen. Plaatselijk is de soort algemeen. Zo kleuren de voegen tussen de klinkers op de Harderdijk langs het Veluwemeer plaatselijk rood door grote plakkaten die echter nauwelijks boven de klinkers uitsteken.
CC-BY-SA 3.0 Egbert de Boer, 2014
| EcologieBodemZonnige tot vaak licht beschaduwde, open plaatsen (pionier) op vochtige tot natte, 's zomers sterk uitdrogende, matig voedselarme, humeuze, meestal wat verdichte grond (zand, leem, zavel, klei en stenige plaatsen). GroeiplaatsWegranden (langs en op licht beschaduwde voetpaden), bossen (weinig betreden bospaden bij buitenplaatsen en in parkbossen), karrensporen, tuinen, zeeduinen, begraafplaatsen en afgravingen (zandgroeven).
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandZeer zeldzaam in Gelderland in het grensgebied van de Veluwe en het IJsseldal, op de Utrechtse Heuvelrug en in de duinen. VlaanderenUitgestorven. Voor het laatst gevonden in 1978. WalloniëZeer zeldzaam in Henegouwen bij Stambruges-Grandglises. WereldIn Noord-Afrika en Zuid- en West-Europa. Noordelijk tot in Nederland en Engeland. Ingeburgerd in o.a. Noord-Amerika en Zuid-Afrika.
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurHartsen, F.A. (1865) Tillaea muscosa - Mosachtige Tillea Flora Batava 12: 954-954 Kruijsen, B. & E.J. Weeda (1992) Herniaria glabra L. en Crassula tillaea Lester-Garland op voetpaden in de duinen bij Bergen (N.-H.). Gorteria 18: 29-33 van den Sparrius Top, L.B. & C.A.M. van Swaay (2018) An approach to calculate a Species Temperature Index for flora based on open data. Gorteria 40: 73-78 van der Ham, R.W.J.M. & B.J. Vreeken (2009) Mosbloempje ( Crassula tillaea Lester-Garland) in het Nederlandse kustgebied. Gorteria 34: 53-56 Verloove, F., S. Gonggrijp, P. Van Vooren, B. Mortier & R. Barendse (2020) Campsites as unexpected hotspots for the unintentional introduction and subsequent naturalization of alien plants in Belgium and the Netherlands. Gorteria 42: 66-107 [overzicht van campingadventieven die in de periode 2015-2019 in België en Nederland zijn aangetroffen] Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 1: 199Flora Batava 12: plaat 0954Heukels' Flora van Nederland, 23e ed.: 317Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.: 323Nederlandse Oecologische Flora 1: 276Wilde-Planten.nl: pagina TaxonomieRijk: | Plantae | Stam: | Tracheophyta | Klasse: | Spermatopsida | Orde: | Saxifragales | Familie: | Crassulaceae | Crassula tillaea Lest.-Garl. | Nederlands: | Mosbloempje | Engels: | Mossy Stonecrop | Duits: | Moosdickblatt | Etymologiebron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra | Mosbloempje lijkt op mos en groeit evenals mos op vochtige plaatsen. Crassula is afgeleid van het Latijnsecrassus, wat "dik of vlezig"betekent. Tillaea is genoemd naar Michael Angelo Tilli, een Italiaans botanist (1653-1740), die een beschrijving van de botanische tuin van Pisa gaf.
| Bron: Standaardlijst 2003 | Bron Nederlandse naam: Standaardlijst 2003 | Synoniemen: | Tillaea muscosa | | Zoeken in GBIF | Zoeken in Google Scholar |
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De dunne stengels liggen op de grond, maar zijn aan het eind opstijgend. Meestal zijn ze vertakt, vierkantig en vaak sterk rood gekleurd. Bladeren De schubachtige blaadjes zijn eirond. Ze groeien kruisgewijs in paren. Elk blad is aan de voet met het tegenoverstaande blad vergroeid. De bladparen staan meestal dicht opeen en sluiten als dakpannen op elkaar aan. Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De zittende, 1 tot 3 mm grote, rozewitte bloempjes groeien in kleine groepjes in de bladoksels. Ze hebben 3 rondachtige kelkbladen, 3 veel smallere kroonbladen, 3 meeldraden en 3 vruchtbeginsels. Vruchten Een doosvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode. © NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.
|