Berglook

Allium carinatum


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Berglook prefereert zonnige tot licht beschaduwde, droge, kalkhoudende, uitgesproken stikstof- en matig voedselrijke, grazige grond. Ze groeit in kalkgraslanden, weiden en hooilanden, in boszomen, bermen en in de binnenduinrand. De plant heeft een verbrokkeld Europees areaal en is sinds de 19e eeuw in Nederland ingeburgerd. Ze is zeer zeldzaam in de binnenduinrand bij Scheveningen en Leiden en is elders uiterst zeldzaam. De soort lijkt sterk op Moeslook door de bloeischede die bij beide soorten een lange punt draagt en veel langer is dan de bloeiwijze. Ze zijn van elkaar te onderscheiden door het feit dat Berglook iets bredere en vlakke bladeren bezit, de broedbolletjes meestal veel bleker gekleurd zijn en het bloemdek meer paarskleurig is dan bij Moeslook. Verder steken de meeldraden bij Berglook ver buiten het bloemdek en zijn ze bij Moeslook ongeveer even lang als het bloemdek. Zie ook Moeslook!
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - september

Hoogte - 0,30-0,90 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een bol.

Stengels/takken - Een rechtopstaande stengel.

Bladeren - De twee tot vier lijnvormige bladen zijn 2-4 mm breed, vlak, zwak gootvormig en van onderen geribd. De scheden omvatten de onderste helft van de bloemsteel.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemsteel is vier tot zes keer zo lang als de bloem. De bloeischeden zijn ongelijk tweeslippig, veel langer dan het asymmetrische scherm (de buitenste op dunne stelen hangend). De komvormige, 4-7 mm lange bloemen zijn purper of roze. De aan de voet vrije meeldraden zijn veel langer dan de roze of paarse bloemdekbladen (de meeldraden en ook de stijl steken ver buiten het bloemdek uit). De stijl wordt tot ongeveer 6 mm lang. De helmdraden zijn aan de voet verbreed. In het bloemscherm groeien vaak groenige, bleke, zittende broedbolletjes, i.p.v. bloemen.

Vruchten - Een doosvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje). Er zijn echter maar zelden kiemkrachtige zaden. Verspreiding gebeurt voornamelijk door de broedbolletjes.

Bodem - Zonnige, soms licht beschaduwde plaatsen op droge, kalkhoudende, matig voedselrijke, grazige grond.

Groeiplaats - Bosranden, grasland (kalkgrasland, weiland en hooiland), bermen en zeeduinen (binnenduinen).
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkgraslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website