Witte els

Alnus incana


© Hanneke Waller

Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - februari - maart

Hoogte - 3,00-24,00 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels - Veel wortelopslag.

Stengels/takken - Jonge takken en knoppen zijn viltig behaard, maar niet of nauwelijks kleverig.

Bladeren - De blauwgroenige bladeren zijn eirond tot langwerpig, iets langer dan breed, met de grootste breedte in of onder het midden, regelmatig dubbel gezaagd, met 7 tot 12 paar zijnerven, afgerond tot enigszins hartvormig aan de voet, toegespitst aan de top en aan de onderkant kort behaard.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De zijdelingse vrouwelijke katjes zijn nauwelijks gesteeld.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchtkatjes zijn 1,1 tot 1,7 cm. Elzenproppen zijn nauwelijks gesteeld en iets langwerpiger dan die van Zwarte els. De zaden zijn duidelijk gevleugeld. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op matig droge tot vrij natte, matig voedselarme tot meestal matig voedselrijke, zwak zure tot meestal kalkhoudende grond.

Groeiplaats - Bossen (loofbossen), bosranden, heggen en waterkanten (langs beken en rivieren).
Familie: Betulaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: droge, voedselrijke bossen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website