Grote graslelie

Anthericum liliago


© John Breugelmans

Ecologie & verspreiding
Grote graslelie staat op min of meer open, zonnige tot iets beschaduwde, droge, mineraalrijke maar matig voedselarme, stikstofarme, en vaak kalkhoudende leem- en zandgrond. Deze wit bloeiende lelie wordt aangetroffen in graslanden (zowel kalk- en borstelgraslanden), in kalkrijke boszomen en struwelen, op rotsrichels, in lichte eiken- en dennenbossen, in leemkuilen en op steppenheiden. Het Europese areaal omvat Midden- en Zuid-Europa, noordelijk komt de soort voor tot in Zuid-Zweden en haar noordwestelijke grens wordt bereikt in België en Nederland. De soort gaat achteruit in Centraal-Europa ten gevolge van veranderd bosbeheer en vooral door de intensievere landbouw. In 1897 is de soort aangetroffen op de Veluwe ten westen van Apeldoorn en zou er inheems geweest zijn. Daarnaast is de plant ook adventief gevonden. Nog niet zolang geleden is de plant opnieuw opgedoken in Zuid-Limburg in een kalkgrasland. De plant is onmiskenbaar en niet te verwarren met een andere inheemse soort.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juli

Hoogte - 0,30-0,60 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot meer dan 1 meter.

Stengels/takken - De bloeiwijzestengel is ongeveer even lang als de bladen.

Bladeren - De wortelstandige bladen zijn 4-5 mm breed. Ze zijn kaal, lijnvormig, vlak of iets gootvormig en lopen in een smalle, spitse top uit. De schutbladen zijn langwerpig, spits en vliezig.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 1½-2 cm grote bloemen groeien in enkelvoudige of weinig vertakte losbloemige trossen. De zes  stervormige bloembladen zijn wit,. Ze zijn twee  keer zo lang als de meeldraden. De stijl is boogvormig gekromd en bijna even lang als de bloemdekbladen.

Vruchten - Een doosvrucht. De 8-10 mm lange, eivormige vruchten zijn spits. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige of soms licht beschaduwde, iets open plaatsen op droge, matig voedselarme en vaak kalkhoudende grond (kalksteen, leem en zand).

Groeiplaats - Grasland (kalkgrasland), bosranden (kalkrijke zomen), bossen (licht eikenbos en dennenbos) en heide (leemkuilen).
Familie: Asparagaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke zomen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website