Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - augustus
Hoogte - 0,05-0,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De soms liggende stengels zijn vanaf de voet vertakt. Vaak vormen ze kussens.
Bladeren - De blauwgroene, ruitvormige bladen worden tot 1 cm lang. Ze zijn zeer diep ingesneden (handspletig). De slippen van de steunblaadjes zijn bijna even breed als hoog. De tanden van de middelste en bovenste steunblaadjes zijn iets langer dan breed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De niet gesteelde bloeiwijze is okselstandig. De bloemen zijn zeer klein, 1½-2 mm, en komen boven de steunblaadjes uit. Er zijn geen kroonbladen.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchtkelken zijn ruim 2 mm lang met iets uitelkaar wijkende kelkslippen. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen op vochtige tot vrij droge, goed gedraineerde, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkhoudende grond (lemig zand, löss, leem, zavel en klei).
Groeiplaats - Bermen langs onverharde wegen (in de strook vlak langs de rijweg), akkers (graanakkers), waterkanten (rivieroeverwallen en sloothellingen), braakliggende grond, bij veevoerkuilen, dijken, tuinen en langs spoorwegen.
Bloeitijd - mei - augustus
Hoogte - 0,05-0,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De soms liggende stengels zijn vanaf de voet vertakt. Vaak vormen ze kussens.
Bladeren - De blauwgroene, ruitvormige bladen worden tot 1 cm lang. Ze zijn zeer diep ingesneden (handspletig). De slippen van de steunblaadjes zijn bijna even breed als hoog. De tanden van de middelste en bovenste steunblaadjes zijn iets langer dan breed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De niet gesteelde bloeiwijze is okselstandig. De bloemen zijn zeer klein, 1½-2 mm, en komen boven de steunblaadjes uit. Er zijn geen kroonbladen.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchtkelken zijn ruim 2 mm lang met iets uitelkaar wijkende kelkslippen. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen op vochtige tot vrij droge, goed gedraineerde, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkhoudende grond (lemig zand, löss, leem, zavel en klei).
Groeiplaats - Bermen langs onverharde wegen (in de strook vlak langs de rijweg), akkers (graanakkers), waterkanten (rivieroeverwallen en sloothellingen), braakliggende grond, bij veevoerkuilen, dijken, tuinen en langs spoorwegen.
Familie: Rosaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke akkers