Berendruif

Arctostaphylos uva-ursi


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Berendruif staat op zonnige tot lichtbeschaduwde plaatsen op vochtige, soms vrij droge, voedselarme, basische tot zwak zure, (uitgesproken) stikstofarme, zandige, vaak steenachtige grond, maar ook op dunne veenbodems. Ze groeit in zeeduinen, op (montane) heiden, in borstelgraslanden en in humusrijke bossen (zowel loofbossen als lichte dennenbossen). In de duinen staat ze vaak aan de rand van zure duinvalleien en op duinhellingen. De voor de mens zwak giftige plant heeft een circumpolaire, maar verbrokkelde verspreiding in de koelere delen en bergen van het Noordelijk Halfrond. In Nederland is de soort van 1931-1942 aangetroffen bij Ugchelen in een droog dennenbos. In 1945 is de van mycorrhiza afhankelijke soort opgedoken op Terschelling (vermoedelijk aangevoerd door vogels) en is nu aanwezig op drie vindplaatsen. Om verwarring met de Rode bosbes te voorkomen dient men op de bladrand te letten. De besachtige steenvruchten worden door vogels gegeten en zo verspreid. De plant werd en wordt medicinaal gebruikt.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - maart - april

Hoogte - 0,30-0,60 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - Berendruif vormt vaak grote matten. De lange, liggende of kruipende, houtige takken hebben zijstengels, die zich aan de top oprichten tot ongeveer 10 cm boven de grond.

Bladeren - De wintergroene, stompe, verspreidstaande, 1 tot 3 cm lange bladen zijn leerachtig, kaal, zwak glanzend en langwerpig tot omgekeerd eirond met een gave rand. De bladrand is vlak (dus niet omgerold, zoals bij Rode bosbes). De bladen zijn netvormig geaderd en de onderkant is lichtgroen.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De vijftallige bloemen staan met drie tot acht bijeen in korte, overhangende trossen (kleine eindelingse kluwens). De rozewitte, klokvormige of urnvormige (met een smalle opening en korte, roodachtige slipjes), naar de top kegelvormige bloemkroon is 5-6 mm in doorsnee. De stamper is korter dan de bloemkroon en met een bovenstandig vruchtbeginsel.

Vruchten - Een steenvrucht (meestal met vijf kernen). De glanzend rode tot roze bessen zijn 6-8 mm in doorsnee. Het vruchtvlees is melig en wrang. Vogels eten de bessen wel. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige, soms vrij droge, voedselarme, zwak zure grond. Vaak op blootliggende plaatsen en op dunne veenbodems.

Groeiplaats - Zeeduinen (aan de rand van zure duinvalleien en op duinhellingen), heide (meestal in de buurt van Grove dennen en rotsheide).
Familie: Ericaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: droge heiden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website