Kweekdravik

Bromopsis inermis subsp. inermis


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Kweekdravik staat op zonnige tot iets beschaduwde, droge, matig voedsel- en stikstofrijke, vaak humeuze en basenrijke, losse en goed doorlatende, vaak kalkhoudende zand-, leem- en kleibodems, ook op grind. Ze groeit in ruige bermen, op rivierdijken en -duinen, in schrale weiden en kalkgraslanden, soms langs heggen, in struwelen, bosjes en in bosranden. Verder in akkers en boomspiegels, op spoorweg- en stortterreinen, op zomerkaden en heuveltjes in het winterbed van de rivieren. Nederland valt binnen het Europese deel van het areaal van deze plant van gematigde en koelere delen van Europa en Azië, waar ze nog het meeste voorkomt in de continentale streken. De soort is vrij algemeen in het rivierengebied en is elders zeldzaam. De overblijvende plant heeft lange, kweekachtige wortelstokken, heeft vrijwel onbehaard stengels en kale of kort behaarde bladscheden en een zeer kort tongetje. Kafnaalden ontbreken meestal of zijn zeer kort, slechts bij uitzondering worden ze tot 4 mm lang.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - juli

Hoogte - 0,30-1,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Lange, kweekachtige wortelstokken. Worteldiepte tot meer dan 1 meter.

Stengels/takken - De stengels zijn weinig of niet behaard. Grote groepen vormend.

Bladeren - De donkergroene bladeren zijn in de knop ineengerold. Ze zijn vlak, 0,6-1,2 cm breed. Aan de voet zie je vaak korte oortjes. De bladscheden zijn kaal of kort behaard. Het tongetje is zeer kort en wordt hoogstens 2 mm lang.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 10-20 cm lange bloempluim is meestal los en heeft wijd afstaande takken. De pluimtakken worden tot 5 cm lang, met veel aartjes. De aartjes zijn lijnvormig, stomp en 2-3 cm. Ze worden snel strobruin. Er zijn twee kelkkafjes. Het onderste heeft één nerf en het bovenste heeft er drie. De kafnaalden zijn zeer kort of ontbreken. Bij uitzondering worden ze tot 4 mm lang.

Vruchten - Een graanvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige plaatsen op droge, matig voedselrijke, vaak kalkhoudende grond (zand en leem).

Groeiplaats - Bermen (ruige plaatsen), rivierdijken, grasland (kalkgrasland), struwelen, bosjes, rivierduinen, langs spoorwegen (spoorbermen), zomerkaden en heuveltjes in het winterbed van de rivieren.
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: kalkgraslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website