Grote hardvrucht

Bunias orientalis


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Grote hardvrucht staat op iets open, zonnige, vochtige, voedsel- en kalkrijke, matig stikstofrijke en humeuze zand- en kleibodems. Ze groeit in bermen en op dijken, op hellingen en puin, in struwelen en ruigten, op spoordijken en haventerreinen. Verder op rivieroevers en ruderale terreinen, op stortterreinen en opgespoten grond, in wijngaarden, akkers en grasland. De plant komt uit Midden-Azië en Oost-Europa en is ingeburgerd in Midden- en West-Europa. De soort is zeer zeldzaam in het rivierengebied en Zuid-Limburg, elders adventief. Ze is goed herkenbaar aan de typische, onderste, ruwharige bladeren die liervormig ingesneden zijn en een zeer grote eindlob dragen, de slippen zijn zijwaarts gericht. Verder zijn de stengel ruw door klierachtige knobbels en zijn de eigenaardige vruchten karakteristiek. Ze is in de 2e helft van de 19e eeuw met verontreiniging van vogelvoer, graan en hooitransport ingevoerd en wordt gebruikt in salades en als veevoer.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,45-1,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een dikke penwortel. Delen van de wortel kunnen tot nieuwe planten uitgroeien.

Stengels/takken - De bovenaan sterk vertakte stengels zijn ruw door klierachtige knobbels. Ze kunnen behaard of kaal zijn.

Bladeren - De langwerpige rozetbladeren zijn bochtig-veerspletig. De grote eindslip lijkt op een pijlpunt en de zijslippen wijzen vaak schuin omlaag. De stengelbladeren worden naar boven toe kleiner en zijn minder diep ingesneden. Deze bladeren zijn langwerpig en veerlobbig tot onregelmatig grof getand. Alle bladeren zijn ruw behaard.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in dichte rijkbloemige pluimen. Ze zijn goudgeel en worden 4-8 mm.

Vruchten - Een doosvrucht. De scheef eivormige hauwtjes zijn 0,5-1 cm lang. Ze zijn bezet met onregelmatige knobbels en bevatten één of twee hokken. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, iets open plaatsen op vochtige, voedselrijke en humeuze grond.

Groeiplaats - Ruigten (humeuze ruigten), bermen, stortterreinen, dijken, ruderale plaatsen, puin, langs spoorwegen, opgespoten grond en hellingen.
Familie: Brassicaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: humeuze ruigten
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website