Klein sterrenkroos

Callitriche palustris


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Klein sterrenkroos is in Nederland zeer zelden gevonden. De meeste recente vondsten (in deze eeuw) zijn gedaan op drooggevallen oevers in het rivieren gebied. Zeer zelden is het gevonden op drooggevallen vijver of ven oevers. Klein sterrenkroos lijkt, in vegetatiekundig opzicht, een pionier te zijn die thuis is in de Slijkgroenassociatie (Eliocharito acicularis-Limoselletum) van de Tandzaad klasse. Dat zijn vegetaties die kenmerkend zijn voor inundatie gedurende de winter en wisselende waterstanden (met periodieke uitdroging) in de zomer. Gezien het beperkt aantal waarnemingen is geen uitspraak te doen over voor- of achteruitgang van de soort. Klein sterrenkroos wordt in een groot deel van het noordelijk halfrond aangetroffen,maar bereikt in Nederland de west grens van het aaneengesloten areaal. De bijzondere vorm en zwartachtige kleur van de vruchtjes maakt dat Klein sterrenkroos daar goed aan te herkennen is.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - herfst

Hoogte - 0,05-0,30 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels -

Stengels/takken - De stengels zijn draadvormig. Als landvorm heeft Klein sterrenkroos kruipende stengels.

Bladeren - De drijvende bladeren vormen rozetten. Ze zijn elliptisch tot rond. De ondergedoken bladeren staan tegenover elkaar. Ze hebben een gave rand en zijn lijn- tot eivormig. Als landvorm heeft Klein sterrenkroos langwerpige tot lijnvormige bladeren.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloemen groeien in de bladoksels. Ze hebben geen bloembladen, alleen twee  sikkelvormige schutbladen, één meeldraad en één  vruchtbeginsel. Meestal staan er steeds een mannelijke en een vrouwelijke bloem bij elkaar in dezelfde bladoksel. Bij landvormen ontbreken meestal de mannelijke bloemen.

Vruchten - Een splitvrucht. De tot 1 mm lange vruchten zijn omgekeerd eirond. De donkerbruine tot zwarte deelvruchtjes zijn naar de voet versmald. Aan de top zijn ze smal gevleugeld. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op natte, meestal slibrijke, matig voedselrijke grond en in ondiep, matig voedselarm, zwak zuur, stilstaand, snel opwarmend water. Vaak op plaatsen met een wisselende waterstand.

Groeiplaats - Grasland (drassig weiland), bossen (natte bossen), water en waterkanten (poelen bij beekjes, oude rivierarmen, drooggevallen plaatsen, periodiek drooggelegde visvijvers en trapgaten langs drinkpoelen).
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: natte bossen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website