Zilte zegge

Carex distans


© Dick Kerkhof

Ecologie & verspreiding
Zilte zegge is vooral te vinden in de kustprovincies en in mindere mate ook  langs de voormalige Zuiderzee, het huidige IJsselmeer. Ze prefereert open, lage vegetaties, vooral onder invloed van zeewater. Toch komt ze ook hier en daar in het binnenland voor. Vaak is er dan sprake van kwelinvloeden. Ook in Zwitserland b.v., een land zonder zee, komt de soort in kwelrijke zones voor. Zilte zegge komt in ons land vaak samen voor met Kwelderzegge. Dat heeft eens geresulteerd in de hybride van beide soorten, op Texel, in 1985, C. x tornabenei, daar gevonden door C. Bruin. Het ging destijds slechts om één plant, die ondertussen verdwenen is. Toch is het uitkijken geblazen naar deze hybride, waar beide soorten samen voorkomen. Zilte zegge groeit net als Kwelderzegge in vrij dichte pollen, maar de bloeiwijze is veel langer door de ver van elkaar verwijderde vrouwelijke aartjes, vandaar ook de wetenschappelijke naam C. distans.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,30-0,60 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels - Een zeer korte wortelstok.

Stengels/takken - De dunne stengels zijn stomp driekantig. De onderste scheden vezelen en zijn oranjebruin tot donkerbruin en soms rood gevlekt. Zilte zegge vormt compacte, veelstengelige pollen.

Bladeren - De enigszins geelgroene bladeren zijn 3 tot 5 mm breed. De bladscheden zijn 1 tot 2 cm lang.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloeiwijze bestaat uit een mannelijke topaar die 2 tot 4 mm breed is, soms met een tweede, kleinere mannelijke aar aan de voet en 2 of 4 ver uit elkaar staande vrouwelijke aren die 5 tot 8 mm breed zijn. De bloemen hebben 3 stempels. De schutbladen zijn korter dan de bloeiwijze. Ze vormen een lange schede. De vrouwelijke aren staan rechtop of de onderste hangt later over.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De bruine kafjes hebben een groene kiel en een smal vliezig randje. De urntjes zijn geelgroen, eivormig, bruin gespikkeld, generfd en 4 tot 5 mm lang. Verder zijn ze toegespitst in een snavel met een V-vormige topinsnijding en dragen ze enige stekeltjes. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, open tot grazige plaatsen op vochtige tot natte, brakke tot zilte, kalkhoudende tot kalkrijke grond. Vaak in overgangszones (zoet-zout, klei-zand, nat-droog). Soms in zoet milieu, met name elders in Europa (slibhoudend zand, zavel en klei).

Groeiplaats - Zeeduinen (duinvalleien, strandvlakten, in de overgangszone tussen duinvoet en strandvlakte en aan de voet van lage zandheuveltjes op strandvlakten), kwelders of schorren (hoge kwelders en langs recent bedijkte zeearmen op ontziltende voormalige kwelders), grasland (brak en zilt grasland) waterkanten (langs brakke kreken), moerassen (zeggemoerassen en veenmoerassen), bossen (langs bospaden in hellingbossen) en afgravingen (verlaten kleigroeven).
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: hoge kwelders
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website