Stijve zegge

Carex elata


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Stijve zegge is een algemene soort in ons land van min of meer voedselrijke oevers en veenmoerassen. Ze lijkt de zeekleigebieden te mijden. Stijve zegge groeit in vrij forse pollen en bloeit al vroeg in het voorjaar, april-mei. Ze behoort tot de sectie Phacocystis, dus heeft ze twee stijlen, net als sectiegenoten Scherpe- en Zwarte zegge. Kenmerkend voor Stijve zegge is de sterk verwerende, rafelende voet van de stengels. Ze vormt met maar liefst elf soorten kruisingen, waarvan er twee in ons land voorkomen: C. x prolixa [Scherpe- x Stijve zegge] en C. x turfosa [Stijve- x Zwarte zegge]. Daar waar beide ouders samen voorkomen kan men vaak met succes uitkijken naar de hybride. Beide hybriden groeien eveneens min of meer polvormig. Van Stijve zegge vinden we bij ons alleen subsp. elata, elders in Europa, tot in Duitsland en Frankrijk, komt ook voor subsp. omskiana, die wat fijner gebouwd is.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - mei

Hoogte - 0,50-1,00 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels - Worteldiepte tot meer dan 1 meter.

Stengels/takken - De stengels zijn scherp driekantig, worden tot 3 mm dik en zijn naar boven toe ruw. De onderste scheden zijn gekield en glanzend geelbruin. Ze gaan netvormig rafelen en veranderen tenslotte in een bruine vezelmassa. Stijve zegge vormt dichte pollen. Er zijn geen uitlopers.

Bladeren - De stijve, grijsgroene bladeren hebben ruwe randen, die bij verdroging naar onder omrollen. De bladeren aan de voet van de bloeistengels zijn kort, stijf en hoogstens 3 mm breed. De bladeren van niet-bloeiende scheuten zijn breder (tot 5 mm), minder stijf en veel langer. Vaak even hoog als de bloeistengels.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloeiwijze is vrij compact met 1 tot 3 overwegend mannelijke aren van 2 tot 7 cm lengte en daaronder 2 tot 4 overwegend vrouwelijke aren van 1½ tot 7 cm lengte. De bloemen hebben 2 stempels. De aren staan rechtop en zijn niet of zeer kort gesteeld. Het onderste schutblad is meestal veel korter dan de bloeiwijze. Het is bladachtig, heeft geen schede en omvat met 2 zwartachtige oortjes de stengel. De hogere schutbladen zijn meestal borstelvormig.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vrouwelijk kafjes zijn vaak zwart met een groene middenstreep. De mannelijke zijn roodbruin. De urntjes zijn 3 tot 4 mm groot, olijfgroen en sterk afgeplat. Ze zitten dicht als dakpannen opeengepakt en zijn omgekeerd eirond. Op de rug zie je 5 of 7 nerven. Ze vallen snel af. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige tot beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselrijke, meestal zwak zure grond en in ondiep zoet, zelden heel zwak brak water (voornamelijk op zand en laagveen, maar ook wel op leem en rivierklei).

Groeiplaats - Bossen (moerasbossen), wilgenstruwelen, houtwallen (langs sloten en greppels), waterkanten en moerassen (o.a. langs greppels, oude afgesneden rivierarmen, in beekdalen en rietland), afgravingen (kleigroeven), grasland (blauwgrasland en beekdalhooiland), zeeduinen (langs duinplasjes en duinvalleien) en heide (langs voedselrijker wordende vennen).
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke oevers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website