Blaaszegge

Carex vesicaria


© Jakob Hanenburg

Ecologie & verspreiding
Blaaszegge komt vrij algemeen voor in ons land, maar is minder algemeen of afwezig in de kustprovincies. Ze is te vinden op moerassige plaatsen, langs oevers, in rietlanden e.d. Het is een opvallende verschijning, met een geel-groene kleur en glimmend. De bloeistengels zijn scherp driekantig. Ze kan hooguit verward worden met C. rostrata, doch deze is blauw-groen en heeft een stomp driekantige stengel. Ook groeit Blaaszegge meestal polvormend, terwijl Snavelzegge wortelstokken heeft. In open water groeiend heeft C. vesicaria evenwel dikwijls ook wortelstokken. Er zijn maar liefst twaalf hybriden uit Europa bekend, waarvan er twee in ons land voorkomen, C. x csomadensis [met C. riparia] en C. x involuta [met C. rostrata]. Er kan worden uitgekeken naar de hybriden C. x ducellieri [met C. acutiformis], C. x grossii [met C. hirta], C. x kohtsii [met C. lasiocarpa], C. x kuekenthaliana [met C. panicea] en C. x wolteri [met C. pseudocyperus].
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,50-1,00 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels - Lange, kruipende, vertakte wortelstokken en uitlopers. Worteldiepte 20 tot 100 cm.

Stengels/takken - De stengels zijn scherp driekantig, ruw en ongeveer 2 mm dik. De onderste scheden zijn vaak rood en gaan rafelen.

Bladeren - De lichtgroene, 3-7 mm brede bladeren zijn vlak. Ze hebben een lange, driekantige top en zijn ongeveer even lang als de stengel. De nerven in de bladscheden zijn door dwarsnerven met elkaar verbonden.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). Meestal staan twee of drie bloemen dicht bijelkaar. Bovenaan zie je de mannelijke aren en daaronder twee of drie vrij ver uit elkaar staande vrouwelijke aren. Elke bloem heeft drie stempels. De vrouwelijke aren staan rechtop. Soms gaat de steel van de onderste aar bij rijpheid iets overhangen.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De schuin afstaande urntjes zijn 0,7-0,9 cm lang. Ze zijn langwerpig-eivormig, opgeblazen en geleidelijk in de ongeveer 0,2 cm lange snavel versmald. Bij rijpheid zijn ze strogeel. Ze blijven drijven op het water en worden zo verspreid. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige tot half beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselarme tot voedselrijke, zwak zure, humeuze, zoete tot zwak brakke grond (zand, leem en zavel, zelden op zware klei of veen). Vaak op plekken met kwel.

Groeiplaats - Moerassen (laagveenmoeras), waterkanten (greppels, langs afgesneden armen van beken en kleine rivieren en langs poeltjes), bossen (moerasbossen), ruigten en heide ( laagten aan de rand van lemige heide).
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke oevers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website