Voszegge

Carex vulpina


© Tim van de Vondervoort

Ecologie & verspreiding
Voszegge prefereert zonnige, natte, voedsel- en basenrijke, matig stikstofrijke en kalkarme rivierklei. Vaak op verstoorde grond, vooral op plekken met een wisselende grondwaterstand en verdraagt begrazing slecht. Ze groeit in moerassen, in hooilanden en natte ruigten, langs oude al of niet volledig afgesneden rivierarmen, langs beken, poelen, vijvers en sloten. Nederland ligt aan de westgrens maar wel geheel binnen het Europese deel van het verspreidingsgebied. De soort is zeldzaam langs de Maas en de Oude IJssel, in Noord-Brabant en Midden-Limburg en is zeer zeldzaam in Oost-Drenthe. Bestuiving geschiedt door de wind, de urntjes worden normaal door water verspreid, soms door de wind of door dieren. De plant groeit in dichte pollen en heeft een scherp driekantige stengels met gevleugelde ribben en holle zijden. Het tongetje is breder dan hoog en puilt uit aan beide kanten van de bladschijf en de borstelvormige en geoorde, aan de voet verbrede schutbladen steken slechts zelden buiten de compacte bloeiwijze uit.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,30-1,00 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels - Worteldiepte 20 cm tot meer dan 1 meter.

Stengels/takken - De stengels worden tot meer dan 0,5 cm breed en zijn zeer scherp driehoekig, met gevleugelde ribben en holle zijden. De onderste scheden zijn zwartbruin en verweren tot paardenhaarachtige vezels. De plant groeit in dichte pollen.

Bladeren - De voorkant van de bladschede is zwak dwarsgerimpeld, de grens tussen bladschede en bladschijf heeft de vorm van een driehoek en is meer breed dan hoog. De vliezige opstaande rand van het tongetje komt aan beide kanten tot buiten de rand van de bladschijf en is meestal meer dan 7 mm breed.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). Een compacte, piramidevormige, bruine bloeiwijze met met 5 tot 10 zeer korte, voor een deel vertakte zijassen en zeer korte borstelvormige, aan de voet verbrede en geoorde schutbladen, die meestal tussen de aren verborgen zitten, maar soms steekt het onderste iets uit de bloeiwijze. De aren zijn eivormig. Onderaan groeien de vrouwelijke bloemen en bovenaan de mannelijke. Bloemen met 2 stempels. De kafjes zijn donkerbruin met een groene kiel.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De urntjes zijn platbol, eirond, ongeveer 4 mm, glanzend bruin, generfd en aan de top versmald in een zeer korte, 2-tandige snavel. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige plaatsen op natte, matig voedselrijke, kalkarme grond (rivierklei). Vaak op verstoorde grond, vooral op plekken met een wisselende grondwaterstand.

Groeiplaats - Grasland (hooiland en soms in weiland), natte ruigten, moerassen en waterkanten (langs oude al of niet volledig afgesneden rivierarmen, beken, poelen, vijvers en sloten).
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: storingsmilieus
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website