Ecologie & verspreiding
Kalketrip voelt zich thuis op open, zonnige, droge, kalkhoudende, bemeste bodems, vooral op klei, maar ook op mergel en zand. Ze werd aangetroffen op grazige zee- en andere dijken, op ruderale plaatsen in de duinen, in graslanden, op krijthellingen, op braakliggende grond en langs paden. De soort was bekend van Zeeland, Zuid- en Midden-Limburg, het rivierengebied, Ameland en enkele andere plaatsen. Over de status van deze tweejarige soort lopen de meningen uiteen. Volgens sommigen is de soort een adventief, terwijl anderen de soorten tot de inheemse flora rekenen. Het uitsterven werd onder andere in verband gebracht met het verdwijnen van schaapskudden. Na 1964 leek de soorten verdwenen te zijn, maar vanaf 1997 is ze weer gesignaleerd op meerdere plaatsen langs paden op de Sint-Pietersberg alwaar de soort zich tot nu weet te handhaven.
Kalketrip voelt zich thuis op open, zonnige, droge, kalkhoudende, bemeste bodems, vooral op klei, maar ook op mergel en zand. Ze werd aangetroffen op grazige zee- en andere dijken, op ruderale plaatsen in de duinen, in graslanden, op krijthellingen, op braakliggende grond en langs paden. De soort was bekend van Zeeland, Zuid- en Midden-Limburg, het rivierengebied, Ameland en enkele andere plaatsen. Over de status van deze tweejarige soort lopen de meningen uiteen. Volgens sommigen is de soort een adventief, terwijl anderen de soorten tot de inheemse flora rekenen. Het uitsterven werd onder andere in verband gebracht met het verdwijnen van schaapskudden. Na 1964 leek de soorten verdwenen te zijn, maar vanaf 1997 is ze weer gesignaleerd op meerdere plaatsen langs paden op de Sint-Pietersberg alwaar de soort zich tot nu weet te handhaven.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juli - september
Hoogte - 0,15-0,60 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De opstijgende en bochtige stengels zijn vrijwel kaal, gegroefd en struikachtig vertakt.
Bladeren - De bladeren zijn veerdelig. De slippen zijn borstelpuntig. De onderste bladeren zijn tijdens de bloei al verdord. De stengelbladeren zijn enkelvoudig gedeeld met lijnvormige slippen. De bovenste bladeren zijn vaak alleen verwijderd gezaagd.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes worden 0,8-1 cm. De bloemen zijn licht paarsrood, roze of zelden wit. Ze hebben geen grote randbloemen. Het aanhangsel van de omwindselbladen, behalve de binnenste, heeft de vorm van een sterke recht afstaande, gele stekel, die aan de brede voet enige zijstekeltjes heeft.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Zaden zonder vruchtpluis. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme, open tot grazige plaatsen op droge, voedselrijke, matig stikstofrijke, kalkrijke, omgewerkte, vaak betreden of beweide grond (vooral op klei, maar ook op mergel of zand).
Groeiplaats - Grazige zeedijken, kalkrijke dijken (riverdijken en zeedijken), zeeduinen (ruderale plaatsen), ruigten (kalkrijke ruigten), bermen, grasland (ruig beweid grasland, krijthellingen, aan de voet van kalkhellingen en kalkgrasland), braakliggende grond en langs paden.
Bloeitijd - juli - september
Hoogte - 0,15-0,60 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De opstijgende en bochtige stengels zijn vrijwel kaal, gegroefd en struikachtig vertakt.
Bladeren - De bladeren zijn veerdelig. De slippen zijn borstelpuntig. De onderste bladeren zijn tijdens de bloei al verdord. De stengelbladeren zijn enkelvoudig gedeeld met lijnvormige slippen. De bovenste bladeren zijn vaak alleen verwijderd gezaagd.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes worden 0,8-1 cm. De bloemen zijn licht paarsrood, roze of zelden wit. Ze hebben geen grote randbloemen. Het aanhangsel van de omwindselbladen, behalve de binnenste, heeft de vorm van een sterke recht afstaande, gele stekel, die aan de brede voet enige zijstekeltjes heeft.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Zaden zonder vruchtpluis. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme, open tot grazige plaatsen op droge, voedselrijke, matig stikstofrijke, kalkrijke, omgewerkte, vaak betreden of beweide grond (vooral op klei, maar ook op mergel of zand).
Groeiplaats - Grazige zeedijken, kalkrijke dijken (riverdijken en zeedijken), zeeduinen (ruderale plaatsen), ruigten (kalkrijke ruigten), bermen, grasland (ruig beweid grasland, krijthellingen, aan de voet van kalkhellingen en kalkgrasland), braakliggende grond en langs paden.
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Ernstig bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke ruigten