Kluwenhoornbloem

Cerastium glomeratum


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Kluwenhoornbloem staat op open, zonnige, soms licht beschaduwde, matig droge tot matig vochtige, matig zure en ± voedselrijke, omgewerkte en losse, matig stikstofrijke en humeuze, kalkarme bodem die uit allerlei grondsoorten kan bestaan. Haar aanwezigheid op zand is een teken van bodemverdichting. De eenjarige en geelgroene plant groeit op open plekken in graslanden, in bermen en op dijken, op braakliggende grond en muren, in plantsoenen en bloemperken. Verder in kwekerijen en voedselrijke ruigten, in moestuinen en akkers en ruderale plaatsen. Kluwenhoornbloem is als uitgesproken cultuurvolger een kosmopoliet geworden die overwegend in gematigde streken aangetroffen wordt. De wintergroene soort is zeer algemeen door het hele land. Ze heeft zich de laatste tijd sterk uitgebreid hetgeen te danken aan het toegenomen gebruik van herbiciden. Hiervoor is ze mogelijk minder gevoelig, in ieder geval profiteert ze daarvan door haar levenswijze (meer kiemingkansen door het verdwijnen van concurrenten).
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - juni

Hoogte - 0,05-0,45 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 10 cm.

Stengels/takken - De geelgroene stengels zijn zacht behaard en bovenaan kleverig door klierharen.

Bladeren - De eironde blaadjes zijn geelgroen en vaak iets hol. De schutbladen zijn bladachtig.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een gedrongen, dichte bloeiwijze, die later losser wordt. De witte, 5-8 mm grote bloemen gaan meestal niet helemaal open. De kroonbladen zijn ondiep uitgerand en even lang als de kelk. De beharing komt buiten de rand van de kelkbladen uit. De helmdraden zijn kaal.

Vruchten - Een doosvrucht. De stelen van de vruchten zijn even lang of iets korter dan de kelk. De zaden zijn kortlevend (één tot vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, soms licht beschaduwde, open plaatsen op matig droge tot matig vochtige, voedselrijke, omgewerkte, losse, humeuze, kalkarme grond (alle grondsoorten op zand vaak een teken van een verdichte bodem).

Groeiplaats - Grasland (open plekken), bermen, dijken, braakliggende grond, muren, plantsoenen, bloemperken, kwekerijen, ruigten (voedselrijke ruigten), moestuinen en akkers.
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke ruigten
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website