Bleke- /Steenhoornbloem

Cerastium pumilum/glutinosum


© Theo Muusse

Ecologie & verspreiding
Steenhoornbloem staat op open, warme en zonnige, droge en matig voedselrijke, zwak basische en stikstofarme, losse en meestal kalkhoudende, zandgrond of op stenige plaatsen. Ze groeit op schrale plekken in bermen en op dijken, in droge, neutrale graslanden, op grindige industrie- en spoorterreinen (zelfs op perrons), in de zeeduinen en op akkers, op hellingen en rotsen van lei- en kalksteen, op muren en vestingwerken. Nederland valt binnen het Europese deel van het areaal van de plant. De vroegbloeiende eenjarige soort is zeer zeldzaam in ons land en is, voor zover bekend vooral aangetroffen in het Maasdal en de stedelijke gebieden in Zuid-Limburg. Steenhoornbloem bestuift voornamelijk zichzelf, de wrattige, bruine zaden worden door de wind of water verspreid. Het taxon lijkt sterk op Zandhoornbloem en kan daarmee gemakkelijk verward worden, de verschillen zitten o.a. in de lengte van de vliezige rand van het schutblad van de op één na onderste vertakking.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - mei

Hoogte - 0,01-0,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn kleverig behaard en vaak paarsachtig.

Bladeren - De donkergroene, langwerpige of langwerpig-eironde bladeren zijn stomp of spits. De onderste zijn gesteeld. De schutbladen onder in de bloeiwijze heeft geen vliezige rand of soms een smalle vliezige rand, hogere schutbladen hebben wel een vliezige rand.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een ijle bloeiwijze met witte, 6 tot 9 mm grote bloemen. De kroonbladen zijn tot op een kwart ingesneden, vaak paarsrood aangelopen en even lang of iets korter dan de kelkbladen.

Vruchten - Een doosvrucht. De vruchtstelen staan schuin omhoog en zijn vaak bovenaan gebogen. De vrucht is een doosvrucht, die met 10 tanden openspringt. De wrattige zaden zijn bruin en iets plat. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge, matig voedselrijke zandgrond of op stenige, kalkrijke plaatsen.

Groeiplaats - Dijken, bermen (schrale plaatsen), grasland (droog, neutraal grasland), grindige industrieterreinen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen en op weinig belopen delen van perrons), zeeduinen en akkers.
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website