Rode aardbeispinazie

Blitum virgatum


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Rode aardbeispinazie staat op zonnige, droge en warme, voedselarme tot matig voedselrijke, zwak basische tot kalkrijke, uitgesproken stikstofrijke en omgewerkte grond, veelal duinzand vermengd met organisch materiaal, en op rotsachtige plaatsen. Ze staat in de duinen langs paden en op ruderale, verstoorde plaatsen, in kalkrijke ruigten en stortterreinen en op industrieterreinen die in het kustgebied gelegen zijn. Ze stamt oorspronkelijk uit het Atlasgebergte in Noordwest-Afrika en uit gebergten in Zuid- en Midden-Eurpa en Midden-Azië, werd gekweekt als groente en is verwilderd en lokaal ingeburgerd. De soort is in Nederland zeldzaam, maar plaatselijk algemeen en ingeburgerd in de Hollandse, kalkrijke duinen. Ze vormt een bladrozet met langgesteelde, grof getande spiesvormige bladeren die al voor de bloei afsterven, heeft tot bovenaan bebladerde bloeikluwens, die aanvankelijk groen gekleurd zijn en uiteindelijk rood, vlezig en sappig worden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,15-0,60 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De stengels staan rechtop en zijn vanaf de voet vertakt met enkele vrijwel horizontaal afstaande zijtakken, die niet vertakt zijn. Ze zijn tot boven toe bebladerd en vrijwel kaal.

Bladeren - Eerst vormen de bladeren een rozet, die 's zomers afsterft. Ze hebben een lange bladsteel, zijn langwerpig-driehoekig, grof getand, aan de voet vaak iets hartvormig en met een afstaande, spiesvormige slip aan beide kanten van de bladvoet. De stengelbladeren zijn lijnvormig tot langwerpig.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn eerst groen, later worden ze rood. Ze groeien in kluwens in de oksels van langere, getande schutbladen.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zitten in een vlezige, sappige, rode schijnvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, warme plaatsen op droge, voedselarme tot matig voedselrijke, kalkrijke, omgewerkte grond (duinzand vermengd met organisch materiaal en rotsachtige bodem).

Groeiplaats - Zeeduinen (langs duinpaden, ruderale plaatsen, verstoorde grond), ruigten (kalkrijke ruigten), industrieterreinen in het kustgebied, mijnterreinen en berggebieden (o.a. onder overhangende rotsen waar veel dieren schuilen).
Familie: Amaranthaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke ruigten
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website