Aarddistel

Cirsium acaule


© John Breugelmans

Ecologie & verspreiding
Aarddistel staat op zonnig, warm, droog tot matig droog, matig voedselrijke, kalkrijke duinzand, mergel- en stenige grond. Ze groeit in kalkgraslanden, langs paden in kalkgraslanden en weiden, op schrale plekken in bermen, in grazige duinvalleien en langs spoorwegen. Het areaal van de Midden-Europese soort bereikt tot in Nederland. De soort is een uitgesproken kalkplant en is bij ons beperkt tot de kalkgraslanden van Zuid-Limburg en was daar vroeger vrij algemeen. Aangezien deze zonminnaar een laag gewas blijft kan zij zich alleen in laagblijvende vegetaties handhaven, die ontstaan door begrazing, lichte betreding of door voedselarmoede. Dit is dan ook de reden waarom de soort buiten de natuurreservaten sterk achteruit is gegaan. Niet alleen door de intensieve landbouw (dichtgroeien van standplaatsen) maar ook het stoppen met beweiding (met name schapen) hebben daartoe bijgedragen. Aarddistel geldt als een indicator van oud grasland en vormt makkelijk een bastaard met de Moesdistel (Cirsium x rigens).
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - september

Hoogte - 0,05-0,10(-0,30) m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een kruipende, houtige, zich vertakkende wortelstok. Alleen de wortelstok overwintert. Worteldiepte: 20-100 cm.

Stengels/takken - De bloemstengel is zeer kort (zeer zelden tot 30 cm), niet gevleugeld en niet gestekeld.

Bladeren - De sterk stekelige bladen vormen een rozet. De in omtrek lancetvormig- omgekeerd- eironde bladen zijn veervormig gespleten tot gedeeld, met vrij korte en brede, hoekig drie- tot vierspletige, stekelig getande zijslippen. Van boven is het blad kaal en glanzend donkergroen. Van onderen zijn ze lichter groen en kort behaard. De rozetbladen sterven voor de winter af.

Bloemen - Tweeslachtig (een plant met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Midden in het rozet groeit één (zelden twee tot vier), schijnbaar zittend bloemhoofdje. Het omwindsel is paarsachtig bruin, meer hoog dan breed en urnvormig (centaurieachtig) en nauwelijks stekelpuntig. De bloemen zijn 2-3 centimeter lang en roodpaars, zelden vleeskleurig of wit.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Vruchtjes met vruchtpluis aan de top. De zaden zijn kortlevend (één tot vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, warme plaatsen op droge tot matig vochtige, matig voedselarme, kalkrijke grond (mergel, duinzand en stenige grond) in een laagblijvende grasmat (b.v. door begrazing, lichte betreding of voedselarmoede).

Groeiplaats - Grasland (kalkgrasland, langs paden in kalkgrasland en weiland), bermen (schrale plaatsen), langs spoorwegen (spoorwegterreinen) en elders ook in zeeduinen (grazige duinvalleien).
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkgraslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website