Echt lepelblad

Cochlearia officinalis


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Echt lepelblad staat op zonnige, natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, matig stikstofrijk tot stikstofrijke, brakke grond en op stenige plaatsen. De kale en welriekende plant groeit in de bergen, in brakke veengebieden, op hoge kwelders en in zilt grasland. Verder op grazige klippen en glooiingen, op zeedijken, langs brakke moerassen en rietlanden, langs zeearmen en in binnendijkse brakke kreken. Nederland ligt geheel binnen het Atlantische deel het Europese areaal. Ze is plaatselijk vrij algemeen in Noord- en Zuid-Holland en in Zeeland en elders zeer zeldzaam. De sterke achteruitgang is te wijten aan de overal optredende verzoeting. Echt lepelblad verschilt van Engels lepelblad door het verschil in de lengte/breedteverhouding van de tussenschotten, hiervoor wordt verwezen naar de andere ondersoort. Bijen bestuiven de plant en er bestaan overgangsvormen tussen de beide ondersoorten. Beide ondersoorten zijn zeer rijk aan vitamine C en werden al in de late Middeleeuwen aangewend tegen scheurbuik. Werd ook gebruikt als desinfecterend middel, als activering van gal- en leverfunctie en als vochtafdrijver. De bladeren zijn eetbaar.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,10-0,40 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken -

Bladeren - De bladeren zijn wintergroen. De rozetbladen zijn hartvormig met een lange steel. De bovenste bladeren zijn vlezig, eivormig en bochtig ingesneden. Ze hebben geen steel en omvatten de stengel met een hartvormige voet.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De witte, 0,8-1 cm grote bloemen vormen samen brede pluimen.

Vruchten - Een doosvrucht. De 4-7 mm lange hauwtjes zijn eivormig tot bolvormig en aan de voet en vaak ook aan de top afgerond. Ze zijn korter dan de steel. Het tussenschot is 1½-3 keer zo lang als breed. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen op natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, brakke grond. Ook op stenige plaatsen.

Groeiplaats - Moerassen (langs brakke rietlanden en brakke moerassen), hoge kwelders (schorren), grasland (zilt grasland), grazige klippen, glooiingen, zeedijken, soms in de bergen en waterkanten (langs de rietkragen van brede sloten en ander brak water).
Familie: Brassicaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: voedselrijke oevers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website