Zweedse kornoelje

Cornus suecica


© Willie Riemsma

Ecologie & verspreiding
Zweedse kornoelje geeft de voorkeur aan licht tot matig beschaduwde, droge tot vochtige, uitgesproken stikstofarme, voedselarme, humeuze zand- en venbodems. Ze groeit in vochtige heiden en borstelgraslanden, in bossen en boszomen. Deze Maritiem-Boreale soort hoor thuis in de koudere streken van het Noordelijk Halfrond, in gebieden waar het klimaat getemperd wordt door de zee. De zuidgrens van het Europese areaal ligt in noordelijk Nederland. De plant is zeer zeldzaam in Noord-Drenthe en beperkt tot een klein natuurreservaat. In Nederland staat ze aan de noordzijde van een boszoom dat gevestigd is op een voormalige es. Aan de rand bevindt zich een open, vochtig heideterrein en is het licht diffuus. Er heerst een koud microklimaat en de dauw blijft er lang liggen. De vindplaatsen zijn sterk achteruitgegaan door eutrofiëring en de huidige plek wordt bedreigd door het dichtgroeien ervan en het instuiven van meststoffen uit het omliggende cultuurland. De eironde, rode besachtige steenvruchten zijn eetbaar en worden door vogels verspreid.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,05-0,30 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Sterk vertakte wortelstokken. Worteldiepte 10-50 cm.

Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn vierkantig, vaak roodachtig en meestal niet vertakt. De bovenste bladeren hebben in hun oksels niet-bloeiende zijtakjes. Zweedse kornoelje vormt groepen.

Bladeren - De niet gesteelde (zitttende) bladeren staan tegenover elkaar. Ze zijn spits, eirond, hebben een gave rand, met vijf tot zeven nerven en zijn aan de bovenkant soms behaard.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze zit aan de top van de hoofdstengel. Het zijn kleine, dichtbloemige hoofdjes, die omgeven worden door vier grote eironde, witte schutbladen. De bloemen zijn donkerpaars en 2-3 mm. Na de bloei slaan de kroonbladen terug.

Vruchten - Een steenvrucht. De besachtige steenvruchten zijn rood en eivormig. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Licht tot matig beschaduwde plaatsen op matig droge tot vochtige, voedselarme, zure, humeuze grond (zand en veen).

Groeiplaats - Bosranden, bossen en heide (heideranden en bergheide).
Familie: Cornaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: bossen op droge, zure grond
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website