Veldhondstong

Cynoglossum officinale


© Hans Toetenel

Ecologie & verspreiding
Veldhondstong geeft de voorkeur aan open, zonnige tot half beschaduwde, droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, kalk- en stikstofrijke, vaak oppervlakkig geroerde en humusarme mergel, zand, zavel en stenige plaatsen. Ze groeit op duinhellingen, in duin-berkenbossen, in diverse typen duinstruwelen, in bosranden, op dijken, in ruigten en graslanden. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het areaal. De soort in vrij algemeen in de duinen, noordelijk tot op Texel en zeer zeldzaam in Zuid-Limburg, Zeeland, Gelderland, Utrecht en het rivierengebied. Elders als adventief met duinzand. Op de dijken in het rivierengebied is de soort sterk achteruit gegaan door het verdwijnen van schaapskudden. Met uitzondering van schapen en geiten wordt de plant versmaad door het vee. Bestuiving geschiedt door bijen, de gevormde zaden, die voorzien zijn van dicht bijeen staande weerhaken, worden als klit verspreid. De plant bevat giftige alkaloiden maar werd vroeger medisch gebruikt tegen krop, hoest, kliergezwellen en tegen kramp.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juli

Hoogte - 0,30-0,80 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een penwortel.

Stengels/takken - De grijze stengels zijn kort behaard, dicht bebladerd en dragen naar boven toe talrijke zijtakken.

Bladeren - De bladeren zijn langwerpig en niet getand. De onderste bladeren zijn kort gesteeld en de bovenste stengelomvattend.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is vertakt. De bloemen zijn bruinrood, maar worden later vuilpaars of heel soms wit. Ze zijn 5 tot 7 mm groot en trechtervormig. De kroonbuis is kort en afgesloten door keelschubben. De kroonslippen zijn uitgespreid.

Vruchten - Een splitvrucht. De vruchten zijn afgeplat. Ze bevatten 4 nootjes en hebben haakvormige stekels en een verdikte rand. Ze zijn 6 tot 8 mm lang. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot half beschaduwde, open plaatsen (pioniervegetaties) op droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, kalkrijke, vaak oppervlakkig geroerde en humusarme grond (mergel, zand, zavel en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Dijken, ruigten (kalkrijke ruigten), grasland (weiland, door schapen begraasde mergelhellingen), bosranden, struwelen en zeeduinen (duinhellingen, duin-berkenbos, duinbermen, mosduinen en duinstruweel).
Familie: Boraginaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke ruigten
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website