Struisvarenbuisje

Woldmaria filicina


© Nico Dam

Ecologie & verspreiding
Het Struisvarenbuisje (Woldmaria filicina) doet haar naam eer aan: de soort maakt buisvormige vruchtlichamen en groeit uitsluitend aan de basis van oude Struisvarens (Matteuccia struthiopteris). Ze groeit op de stoven van levende planten, maar leeft saprotroof op afgestorven delen daarvan, vaak op de schubben waarmee oude stoven bedekt zijn. Het is een algemene soort in het natuurlijke verspreidingsgebied van de Struisvaren maar is in Nederland, waar de Struisvaren niet inheems maar inmiddels wel ingeburgerd is, slechts van een paar vindplaatsen bekend. De soort is in de jaren ’90 van de vorige eeuw voor het eerst in ons land gevonden, in de Botanische tuin van de Katholieke Universiteit Nijmegen (nu: Radboud Universiteit Nijmegen, en de botanische tuin is afgedankt; gelukkig bestaat de hortus nog wel: http://www.hortus-nijmegen.nl). Ook nu nog stammen de meeste vondsten uit parkachtige tuinen (Hortus Haren, Schovenhorst, Nijenrode,…); het Struisvarenbuisje moet het hebben van oude planten, en komt beslist niet op iedere tuin-Struisvaren voor (zo ook helaas die in de eigen tuin). In Europa heeft de soort haar hoofdverspreiding in Scandinavië.
Substraatvoorkeur: bladstelen (43)
© 2024  NMV
Ga naar de volledige website