Tuinwolfsmelk

Euphorbia peplus


© Hanneke Waller

Ecologie & verspreiding
Tuinwolfsmelk staat op zonnige tot licht beschaduwde, stikstofrijke, open en matig vochtige, voedsel-, basen- en humusrijke grond bestaande uit zand tot lichte klei en ook op grindige plaatsen. Deze pionier groeit in heggen en tuinen, in akkers en op omgewerkte grond, in moestuinen en bermen, in plantsoenen en tegen muren, tussen straatstenen, op begraafplaatsen, in wijngaarden en boomgaarden. De plant stamt oorspronkelijk uit het Middellandse-Zeegebied en uit Midden-Europa en staat thans als cultuurvolger in alle werelddelen met een gematigd klimaat, al ontbreekt het in grote gebieden. In Nederland is het taxon algemeen, maar vrij zeldzaam in de Pleistocene gebieden. Binnen de eenjarige soorten is deze Wolfsmelk goed herkenbaar aan de gaafrandige bladeren, de 3 schermstralen en de randklieren vormen een halve maan en lopen in 2 lange punten uit. Verder dragen de gladde doorvruchten twee vleugellijsten per vruchthok en hebben de zaden donkere putjes. Vroeger werd het melksap gebruikt om wratten te verwijderen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - herfst

Hoogte - 0,07-0,30 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, éénhuizig

Wortels -

Stengels/takken - De kale, rechtopstaande stengels hebben 2 of meer zijtakken aan de voet.

Bladeren - De bladeren zijn eivormig tot vrijwel rond, hebben een gave rand en een stompe top. Aan de voet zijn ze versmald in de steel.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloeiwijze bevat 3 schermstralen. De schijnbloemen zitten half verstopt tussen de driehoekig-eironde schutbladen. Deze zijn even groen als de echte bladeren. De klieren van het omwindsel hebben de vorm van een halve maan en lopen in 2 lange punten uit.

Vruchten - Een kluisvrucht. De vruchten zijn 2,8 tot 3 mm groot. Ze zijn glad en min of meer driehoekig. Langs elk van de scheidingswanden tussen de 3 vruchthokken staan 2 vleugellijsten, die gescheiden worden door een groef. De zaden zijn bleekgrijs met donkere putjes. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen (pioniervegetatie) op matig vochtige, voedselrijke, humusrijke grond (van zand tot lichte klei).

Groeiplaats - Heggen, tuinen, moestuinen, akkers, omgewerkte grond, plantsoenen, tegen muren, tussen straatstenen, begraafplaatsen en boomgaarden.
Familie: Euphorbiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke akkers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website