Akkerviltkruid

Filago arvensis


© Lieuwe Haanstra

Ecologie & verspreiding
Akkerviltkruid is een plant van open, droge zandgrond. Ze groeit op braakliggende percelen, recent geplagde of nieuw ingerichte natuurontwikkelingsgebieden en langs wegen. In het verleden was ze een akkerplant op braakliggend bouwland. Akkerviltkruid is een zeer zeldzame soort die sinds 1950 achteruit is gegaan. Oude groeiplaatsen lagen hoofdzakelijk bij Nijmegen. Verder kwam ze sporadisch voor op de Veluwe, langs de Grote rivieren en in de Hollandse duinen. Ze staat als Kwetsbaar op de Rode lijst. Sinds kort is sprake van herstel. Recente waarnemingen zijn voornamelijk gedaan in de oostelijke helft van het land. Dit herstel hangt samen met de uitbreiding in aangrenzend Duitsland, waar Akkerviltkuid sinds 1990 bezig is met een sterke opmars. De oorzaak van dit herstel is niet bekend. Akkerviltkruid wordt wel verwisseld met andere viltkruiden, vooral met forse exemplaren van Dwergviltkruid. Van Dwergviltkruid onderscheidt ze zich onder andere door de tros- of pluimvormig vertakte bloeiwijze met korte takken. 
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - september

Hoogte - 0,15-0,30 m.

Geslachtsverdeling - polygaam

Wortels -

Stengels/takken - De rechtopstaande stengel is grijswit viltig. Aan de voet is de stengels niet vertakt, maar bovenaan zitten een paar schuin omhooggerichte (meestal enkelvoudige) korte zijtakken. Bij forse planten kunnen onderaan enige 'gelijkwaardige' rechtopstaande stengels ontspringen.

Bladeren - De bladeren zijn langwerpig tot lijn-lancetvormig en worden 1-2 cm lang.

Bloemen - Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De rolronde hoofdjes zijn 4-5 mm lang. Ze staan met twee tot zeven bijeen in dichte kluwens. De kluwens zijn meestal korter dan de bladen aan hun voet. De geelachtige bloemhoofdjes lijken sterk op die van Dwergviltkruid. De omwindselbladen zijn tot aan de top dicht wollig. De middelste omwindselbladen zijn meer bootvormig gevouwen dan die van Dwergviltkruid. Langs de rand zijn ze sterk viltig, op de ruglijn zijn ze veel minder behaard (het hoofdje lijkt daardoor witte en grijze lengtestrepen te vertonen). Het stompe omwindselblad ligt uiteindelijk stervormig uitgespreid.

Vruchten - Een eenzadige, geelbruine dopvrucht of nootje met een pappus van onvertakte haren. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, warme, open plaatsen (pioniervegetatie) op droge, voedselarme, niet bemeste, zwak zure grond (zand en grind).

Groeiplaats - Braakliggende grond, bermen (open plekken), grasland (open plekken), akkers, zeeduinen, langs rivieren en afgravingen (grindgroeven).
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website