Boswalstro

Galium sylvaticum


© Kim Lotterman

Ecologie & verspreiding
Boswalstro prefereert licht beschaduwde tot beschaduwde, vochtige tot niet te droge, matig stikstofrijke, matig zure tot zwak basische leem-, löss- en kalkbodems. Ze groeit in lichte loof- en naaldbossen, langs bosranden en in struwelen. De gesloten noordwestgrens van het Europese areaal reikt tot in Zuidoost-Nederland. De soort was vroeger zeer zeldzaam in het oostelijke riviergebied, m.n. rondom Nijmegen, alwaar de laatste vondst gedaan is in 1978. Vrij recent is de soort op een 2-tal plaatsen aangetroffen in het Gooi. Het verdwijnen van de soort is te wijten aan eutrofiëring en het dichtgroeien van de vindplaatsen. De soort werd vroeger aangetroffen in lichte, kalkrijke loofbossen in heuvelland en rivierdalen, vooral aan de voet van hellingen waar op geringe diepte bewegend grondwater aanwezig was. De blauwachtige gekleurde soort is makkelijk te herkennen aan haar ronde stengels met 4 zwakke lijsten. De kale vruchten worden verspreid door de wind en door dieren, zowel intern als extern.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,60-1,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Geen uitlopers.

Stengels/takken - De rechtopstaande, blauwachtige, ronde (met vier zwakke lijsten), vrijwel kale stengels zijn bossig vertakt. Ze zijn voorzien van vier zwakke ribben en verdikt op de knopen.

Bladeren - De bladeren groeien in bladkransen van zes tot tien bladen. Ze zijn dun, langwerpig tot eivormig, meestal boven het midden het breedst en plotseling kort toegespitst. Aan de onderkant zijn ze grijsachtig. Ze worden meestal niet zwart als ze uitdrogen.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Samen vormen de bloemen een ijle, wijde bloeiwijze. De witte bloemen zijn 2-3 mm. In de knop zijn ze vaak knikkend. De kroonslippen zijn in een kort puntje toegespitst.

Vruchten - Een splitvrucht. De blauwgroene, kale vruchten zijn glad of iets rimpelig. Ze worden verspreid door de wind en door dieren. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Licht tot matig beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselarme, met name matig stikstofarme, zwak zure tot kalkrijke grond (leem en löss).

Groeiplaats - Bossen (lichte, kalkrijke loof- en naaldbossen en hellingbossen, met name aan de voet van hellingen, met op geringe diepte bewegend grondwater), bosranden, struwelen en hakhout.
Familie: Rubiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Verdwenen uit Nederland
Zeldzaamheid: verdwenen
Ecologische groep: kalkrijke bossen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website