Stekelbrem

Genista anglica


© Willie Riemsma

Ecologie & verspreiding
Stekelbrem groeit op zonnige plaatsen op droge tot matig vochtige, zure en (uitgesproken) stikstofarme, onbemeste, kalk- en voedselarme grond, bestaande uit lemig zand, leem of veen. Het struikje komt voor in droge tot natte heidevelden en in borstelgraslanden, in duinvalleien en schrale graslanden, in bermen en langs spoorwegen. Nederland valt binnen het West-Europese deel van het areaal van deze overigens alleen in Europese voorkomende soort. Het giftige taxon is in Nederland vrij algemeen op de hogere zandgronden en de Waddeneilanden en komt verder zeer zeldzaam voor in Zuid-Limburg en de kalkrijke duinen. De soort gaat achteruit als gevolg van achterstallig beheer en vergrassing van de heidevelden. Stekelbrem is kensoort voor zowel de Associatie van Struikhei en Stekelbrem, een plantengemeenschap van binnenlandse droge heiden, als voor de Associatie van Kruipwilg en Kraaihei, een plantengemeenschap van kalkarme duinen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - augustus

Hoogte - 0,15-0,90 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De liggende tot rechtostaande stengels zijn sterk vertakt, vrijwel kaal en meestal stekelig. De stekels zijn meestal niet vertakt.

Bladeren - De blauwachtig groene blaadjes aan de niet-bloeiende takken zijn langwerpig tot lijnvormig, die aan de bloeiende takken zijn eirond, kleiner dan 1 cm en spits. De schutblaadjes zijn ongeveer even groot als de bladeren, maar langer dan de bloemstelen.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Korte, bebladerde trossen met gele, 0,6 tot 1 cm grote bloemen. De vlag is 6 tot 8 mm, korter dan de kiel. De kelk heeft vaak aan beide kanten 2 steelblaadjes.

Vruchten - Een doosvrucht. De 1,2 tot 1,5 cm lange peulen zijn smal, gekromd, kaal en iets opgeblazen. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen op droog tot matig vochtig, voedselarm, onbemest, kalkarm lemig zand (zand, leem of veen).

Groeiplaats - Heide (droge heide en dopheidevelden op leem), grasland (laagblijvend schraal grasland), bermen, struwelen (laagblijvend), zeeduinen (duinvalleien) en langs spoorwegen (spoorwegterreinen).
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: droge heiden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website