Robertskruid

Geranium robertianum


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Robertskruid staat op zonnige tot diepe beschaduwde, stikstof- en humusrijke, matig droge tot vochtige, voedselrijke, losse, vaak kalkhoudende bodems, bestaande uit allerlei grondsoorten, behalve hoogveen. De eenjarige en sterk geurende plant groeit op rotsachtige plaatsen en wallen, in loofbossen, bosranden en langs paden en beekjes, in struwelen, heggen en in hakhoutbosjes, op kapvlakten, in zeeduinen en op rivierduintjes, in plantsoenen en parken, in tuinen en op braakliggende grond, op puinhellingen en op oude muren, op spoorwegterreinen en ruderale plaatsen. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het verspreidingsgebied. Het rood verkleurende taxon is algemeen in Nederland, maar minder algemeen in het noordoosten en op de Waddeneilanden. De soort is binnen de groep van Nederlandse Geraniumsoorten goed te onderscheiden door haar sterke geur, de handvormig bladeren en de roze (zelden witte), bleekgestreepte kroonbladen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - september

Hoogte - 0,10-0,60 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een zwak wortelgestel. Worteldiepte tot 10 cm.

Stengels/takken - De stengels staan vaak wijd vertakt. Ze hebben klierharen, zijn iets vlezig en vaak donkerrood.

Bladeren - De bladeren zijn handdelig. De onderste bladeren hebben 5 en de bovenste meestal 3 veerdelige slippen. De bladstelen van de rozetbladeren zijn opzijgeslagen. De bladeren verspreiden een sterke geur.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze bevat meestal 2 bloemen. De kroonbladen zijn 0,8 tot 1,3 cm lang. Ze zijn helder roze of heel soms wit. De kelkbladen worden 6 tot 7 mm lang, ze zijn rood generfd en genaald. De helmknoppen zijn roodbruin en het stuifmeel is oranje.

Vruchten - Een kluisvrucht. De vruchten zijn meestal behaard en hebben scheve, langwerpige mazen. De zaden zijn glad. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Meestal licht beschaduwde, maar soms zonnige plaatsen op matig droge tot vochtige, matig voedselrijke tot zeer voedselrijke, vaak kalkhoudende grond (alle grondsoorten, behalve hoogveen).

Groeiplaats - Wallen, tuinen, braakliggende grond, rotsachtige plaatsen, oude muren, steenhellingen, bossen (loofbossen), bosranden, struwelen, heggen, hakhoutbosjes (voedselrijke zomen), kapvlakten, langs paden, plantsoenen, parken, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), in goten, zeeduinen, waterkanten (langs beekjes) en op boomstompen.
Familie: Geraniaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke zomen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website