Melkkruid

Glaux maritima


© Willie Riemsma

Ecologie & verspreiding
Melkkruid is een kustplant. De plant groeit op zonnige plekken op vochtige tot natte, matig voedselrijke, brakke tot zilte bodems zoals klei en slibrijk of humusrijk zand. Zij staat op de hogere delen van het schor die alleen bij springvloed onder water komen, strandvlakten, zilte plagplekken, in laagten waar brak water stagneert, natte duinvalleien onder invloed van salt spray, tussen stenen van zeedijken en in inlagen en kleiputten achter de zeedijk. Landinwaarts groeit zij op brakke slootkanten, in brakke en zilte weilanden en in boezemland langs zwak brakke riviertjes. In Nederland is Melkkruid algemeen in het getijdengebied en plaatselijk algemeen in de duinen, het Deltagebied, het laagveengebied, het noordelijk kleigebied en langs het IJsselmeer. Als gevolg van verzoeting van het IJsselmeer en delen van Noord-Holland gaat Melkkruid in Nederland achteruit. Melkkruid is kensoort voor het Verbond van Engels gras, de plantengemeenschappen die voorkomen op hoge kwelders en binnendijkse zilte gronden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - augustus

Hoogte - 0,02-0,30 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 10 cm.

Stengels/takken - De min of meer liggende tot opstijgende stengels zijn vrij donker groen en aan de voet meestal vertakt. Verder zijn ze vlezig, kaal en wortelen soms op enkele knopen. Ze vormen ondergrondse uitlopers met winterknoppen.

Bladeren - De niet gesteelde bladeren staan tegenover elkaar of de bovenste staan verspreid. Ze zijn eirond tot lijnvormig, hebben een gave rand, zijn vlezig en zijn als dakpannen gerangschikt in 4 rijen. Ze zijn 0,4 tot 1,2 cm lang.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien afzonderlijk in de bladoksels. De 3 tot 6 mm grote kelk is roze, licht wijnrood of wit, 5-delig en klokvormig. Er zijn geen kroonbladen.

Vruchten - Een doosvrucht. De bolvormige doosvruchten zijn 5-kleppig. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke, brakke tot zilte grond (klei, zavel, slibrijk of humusrijk zand en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Hoge kwelders (schorren), groene stranden, moerassen (brak rietland), tussen rotsspleten, kiezelstranden, laagten met stagnerend brak water, zilte plagplekken, tussen stenen van zeedijken, zandige strandvlakten die zijn afgesnoerd van de zee, zeeduinen (duinvalleien), kleiputten achter de zeedijk, waterkanten (brakke slootkanten en kreekoevers) en grasland (brak en zilt weiland en soms in boezemland langs zwak brakke riviertjes).
Familie: Primulaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: hoge kwelders
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website