Strobloem

Helichrysum arenarium


© Willie Riemsma

Ecologie & verspreiding
Strobloem staat op open, zonnige, matig voedselrijke, droge, stikstofarme, humeuze, zwak zure tot matig kalkrijke of neutraal lemig zand of stenige plaatsen. Ze groeit op oude muren en rotsen, op open plekjes in droog, neutraal grasland, in zeeduinen en bermen, in bossen en boszomen en op extensief gebruikte akkers. Het Europese deel van het areaal bereikt in België, aangrenzend Duitsland en Nederland zijn westgrens. Met de laatste vermelding uit 1920 van Rijssen leek de soort uitgestorven te zijn in Nederland, maar na 1993 zijn er weer een aantal, verspreid liggende vondsten gedaan. De grijs behaarde plant heeft een wortelstok waaruit zowel fertiele als steriele spruiten opstijgen, de aromatisch geurende plant is goed herkenbaar aan de droge, citroengele tot oranje gekleurde aanhangsels van het omwindsel. De soort gaat overal in Noordwest-Europa achteruit t.g.v. biotoop inkrimping en eutrofiëring. De plant werd vroeger niet alleen gebruikt als toevoeging in tabak maar werd ook medisch aangewend tegen verstoppingen en worminfecties, tegen jicht, reuma en geelzucht en als een probaat middel tegen blaasontstekingen en nierfalen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - oktober

Hoogte - 0,15-0,30 m.

Geslachtsverdeling - polygaam

Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.

Stengels/takken - De rechtopstaande stengels staan op een vertakte stronk. Ze zijn grijswit-viltig.

Bladeren - De rozetbladeren zijn spatelvormig. De andere bladeren zijn langwerpig tot omgekeerd langwerpig en hebben 1 nerf. De onderste bladeren zijn gesteeld. De bovenste bladeren zijn smaller tot draadvormig en wollig behaard.

Bloemen - Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes vormen dichte, 2 tot 5 cm brede, schermvormige trossen. De gele of oranje hoofdjes zijn 4 tot 7 mm groot. Er zijn alleen buisbloemen. De omwindselbladen zijn rondachtig, geel of oranje, glanzend en vliezig. De binnenste zijn ongeveer even lang als de bloemen. De bloemhoofdjesbodem heeft geen stroschubben.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Het vruchtpluis bestaat uit haren. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, vaak open plaatsen op droge, matig voedselarme, neutrale grond (lemig zand en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Bermen, oude muren, rotsen, grasland (open plekjes in droog, neutraal grasland) en soms zeeduinen.
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website