Honingorchis

Herminium monorchis


© Bert Blok

Ecologie & verspreiding
Honingorchis groeit op basenrijke, ongeveer neutrale, humeuze, min of meer vochtige bodem en wel op plaatsen met een lage, enigszins open, grazige begroeiing. Bij voorkeur op vochtgradiënten die zich voordoen op kleine heuveltjes in vlakke duinvalleien. Daarnaast wordt ze aangetroffen waar duinvalleien of strandvlakten in drogere duinhellingen overgaan. Momenteel komt Honingorchis in Nederland alleen nog voor in de Lauwersmeerpolder en op één enkele locatie langs de Hollandse kust. De groeiplaats in de Lauwersmeerpolder ontstond in de jaren tachtig en de populatie ontwikkelde zich voorspoedig. In sommige jaren kunnen er enige honderden exemplaren worden geteld. Maar ook hier heeft de locatie te kampen met voortschrijdende successie en natuurlijke ontkalking van het duinzand, waardoor - mede als gevolg van verdroging en verruiging van de vegetatie - elders in Nederland populaties verloren zijn gegaan. Echter, na enige jaren van afwezigheid langs de Hollandse vastelandskust verscheen Honingorchis daar weer in 2014 in een vochtige duinvallei. Omdat planten van Honingorchis meestal zeer klein zijn en vrijwel opgaan in de overige vegetatie wordt de soort vaak over het hoofd gezien.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - juli

Hoogte - 0,08-0,30 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Eén ronde wortelknol. Tijdens of na de bloei vormen zich nieuwe knollen aan witte uitlopers.

Stengels/takken - De stengel staat rechtop.

Bladeren - Aan de voet groeien twee  volledige, meestal langwerpige  bladeren  (5-10 cm). Ze staan  dicht bij elkaar. Hogerop zit meestal nog een schutbladachtig blad.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De aar is tamelijk dicht en meestal naar één  kant gekeerd en bevat enige tientallen bloemen. De kleine bloemen zijn geelgroen, hangen iets voorover hangend en zijn klokvormig. Ze hebben naar voren gerichte bloemdekbladen. De bloemlip is 3½-4 mm, spiesvormig en driespletig met een lange, smal driehoekige middenlob. De buitenste bloemdekbladen zijn 2½-3 mm. De binnenste zijn ongeveer 3½ mm. De plant ruikt naar honing.

Vruchten - Een doosvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot vrij natte, voedselarme, kalkrijke, humeuze grond (zand, veen en mergel).

Groeiplaats - Zeeduinen (duinvalleien, noordhellingen in de duinen, langs duinpaden en langs drinkpoelen aan de binnenduinrand) en grasland (kalkgrasland en schraal grasland).
Familie: Orchidaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Ernstig bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkgraslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website