Veldrus

Juncus acutiflorus


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Veldrus staat op zonnige, natte, matig voedselarme tot matig voedselrijke, vaak basenrijke en stikstofarme, weinig of niet bemeste, meestal zwak zure tot neutrale bodems bestaande uit humeus zand, löss en leem, zelden op veen, veelal op plekken met ijzerrijke kwel. De plant groeit op moerassige plaatsen van en langs slenken in heiden, in boszomen en rietmoerassen, in licht bemeste gras- en weilanden, in hooilanden op dalwanden, in blauwgraslanden en terreinglooiingen. Verder ook in bermen, langs greppels, heidevennen en bermsloten, bij bronnen en in afgravingen, langs slootkanten in de binnenduinrand en aan randen van duinvalleien. Nederland valt binnen het Europese deel van het areaal. Ze is algemeen in de Pleistocene streken, in het aangrenzend rivierengebied en in de aangrenzende laagveengebieden, vrij zeldzaam in Zuid-Limburg en op de Waddeneilanden en is elders zeer zeldzaam.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - september

Hoogte - 0,30-0,90 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een kruipende en soms vertakte wortelstok van enkele mm dikte.

Stengels/takken - De rechtopstaande stengels staan vaak in een rij. Niet-bloeiende stengels dragen meer dan 1 volledig blad. De bloeistengels zijn aan de voet iets afgeplat en omhuld door enkele scheden zonder bladschijf. Hogerop aan de stengel zitten 3 tot 5 volledige bladeren.

Bladeren - De bladeren zijn vaak vrij donker groen. Ze zijn borstelvormig, niet gegroefd en in kamertjes verdeeld door van buiten af zichtbare dwarsschotten.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in talrijke hoofdjes. De bloeiwijze is rijk vertakt. Het onderste schutblad is meestal korter dan de bloeiwijze. De 6 bloemdekbladen zijn donker roodbruin en lopen uit in een bijna naaldvormige en vaak naar buiten gekromde spits. De binnenste 3 bloemdekbladen zijn langer dan de buitenste 3.

Vruchten - Een doosvrucht. De vruchten zijn roodbruin en ongeveer 3 mm lang. Ze steken met de lange snavel boven alle bloemdekbladen uit. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige plaatsen op natte, matig voedselarme tot matig voedselrijke, weinig of liefst niet bemeste, meestal zwak zure tot neutrale grond (humeus zand, löss en leem, zelden op veen). Vaak is er ijzerrijke kwel aanwezig.

Groeiplaats - Heide (moerassige plaatsen en langs slenken), grasland (nat, licht bemest grasland, weiland, hooiland op dalwanden aan beekjes, blauwgrasland en terreinglooiingen), bermen, waterkanten (langs greppels, heidevennen, bermsloten en bij bronnen), afgegravingen en zeeduinen (slootkanten in de binnenduinrand en langs de randen van duinvalleien).
Familie: Juncaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: natte, bemeste graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website