Wijdbloeiende rus

Juncus tenageia


© Jelle Hofstra

Ecologie & verspreiding
Wijdbloemige rus is te vinden op open, zonnige en warme, vochtige tot natte, fosforarme en stikstofhoudende, matig basenrijke, en zwak zure, kalkarme tot kalkloze, matig voedselrijke, humushoudende tot venige zand- en leembodems. Ze groeit op de bodem van droogvallende vennen en plassen, in greppels en op afgegraven plaatsen, in groeven en op ijsbaantjes, langs paden en in visvijvers. Verder op plagplekken op overgang van heide naar blauwgrasland, in karrensporen en op opengetrapte plekken, op blootgelegde oevers of zandbanken in beken. Nederland ligt aan de noordwestelijke grens van het Europese areaal van de soort. Deze Rus is zeer zeldzaam, met name in Twente en de Achterhoek. De soort is zeer sterk afgenomen door ontwatering, ruilverkaveling en de toegenomen eutrofiëring. De eenjarige, efemere plant vormt kleine polletjes en de vertakte stengels dragen een losse bloeiwijze. Meestal is er slechts één stengelblad, de overige bladeren zijn hebben een open bladschede met afgeronde oortjes.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,05-0,30 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De stengels zijn opgericht of soms opstijgend. Wijdbloeiende rus vormt losse tot dichte polletjes.

Bladeren - Meestal is er maar 1 blad omstreeks het midden van de stengel. De andere bladeren zijn grondstandig. De schede is vaak bruinig. De bladschijf is grasachtig en hoogstens 1 mm breed. De scheden van de onderste bladeren eindigen in 2 afgeronde oortjes.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is ijl met tamelijk veel bloemen. De kleine bloemen staan afzonderlijk en vrij ver uit elkaar. De bloemdekbladen zijn allemaal ongeveer even lang. Verder zijn ze langwerpig-eirond en bruin met een groene middenstreep en een bruinvliezige rand. De buitenste 3 zijn vrij spits en de binnenste stomp.

Vruchten - Een doosvrucht. De bruine vruchten zijn bolrond tot eivormig en ongeveer even lang of iets langer dan de bloemdekbladen. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, warme, open plaatsen (pionier) op vochtig tot nat, matig voedselarm, zwak zuur, humushoudend tot venig zand, lemig zand en leem.

Groeiplaats - Heide (met name op afgeplagde plekken op de overgang van heide naar blauwgrasland), wegkanten (langs paden), waterkanten (greppels, droogvallende oevers en bodems van vennen, poelen en visvijvers), afgravingen (periodiek overstroomde zand- en leemgroeven) en ijsbaantjes.
Familie: Juncaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: pionier op matig voedselarme, vochtige grond
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website