Bleke schubwortel

Lathraea squamaria


© John Breugelmans

Ecologie & verspreiding
Bleke schubwortel staat op beschaduwde, matig stikstofrijke tot stikstofrijke, vochtige en voedselrijke, zwak basische tot meestal kalkhoudende zand-, leem-, en kleigrond en woekert op de wortels van verschillende vroegbloeiende loofbomen en struiken, voornamelijk op katjesdragers (Hazelaar, Iep en els, maar ook op Es en Beuk). Ze groeit in loofbossen, vooral aan de voet van hellingen en op aangrenzende beekafzettingen, in struwelen en heggen, in hakhout en langs beken en rivieren. De plant wordt zeldzaam aangetroffen op Coniferen, maar niet in Nederland. Zuid-Limburg ligt aan de noordwestgrens van het Europese deel van het verspreidingsgebied. De overblijvende soort was vroeger bekend van enkele plaatsen in Zuid-Limburg, de laatste vondst in 1930 uit deze regio betreft een voorkomen bij Rijckholt. Recent is ze gevonden in een plantsoen in Ridderkerk waar ze waarschijnlijk met pootgoed is terechtgekomen. In Zuid-Limburg is deze Schubwortel uitgezaaid en houdt stand. De reden van het verdwijnen van deze soort is onduidelijk.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - maart - mei

Hoogte - 0,07-0,25 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - De wortelstok is dicht bezet met kruiswijs staande, bleekbruine, holle schubben.

Stengels/takken - De behaarde stengels zijn roomkleurig tot bleekroze of licht rood.

Bladeren - De blaadjes staan verspreid. Ze zijn schubvormig, vlezig en afgerond hartvormig.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in een naar één kant gekeerde tros. Ze zijn tweelippig, knikkend, vrij rond, 1-1,7 cm en iets roodachtig. De kroon is buisvormig en steekt een beetje buiten de buikige, kort beklierde, vierspletige kelk uit. De bovenlip is niet gedeeld. De onderlip is drielobbig. De helmknoppen zijn gewimperd. Soms komt de bloeiwijze niet boven de grond, dan bloeit de plant ondergronds met kleistogame bloemen. Na de bloei valt de stengel vaak om.

Vruchten - Een doosvrucht. De vrucht springt langs de hoofdnerven open. De ronde zaden zijn ongeveer één mm. Ze bezitten een oliehoudend gezwel en worden door mieren verspreid. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Beschaduwde plaatsen op vochtige, voedselrijke, meestal kalkhoudende grond (zand en leem). De plant woekert op de wortels van verschillende vroegbloeiende loofbomen en struiken, voornamelijk op katjesdragers (Hazelaar, Iep en els), maar ook op Es en beuk.

Groeiplaats - Bossen (loofbossen, kalkrijke bossen, hellingbossen, met name aan de voet van hellingen), struwelen, heggen, hakhout en langs beken en rivieren.
Familie: Orobanchaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke bossen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website