Slijkgroen

Limosella aquatica


© Hans Toetenel

Ecologie & verspreiding
Slijkgroen staat op open, zonnige, vochtige tot natte, stikstofarme, matig voedselarme tot voedselrijke, humeuze tot kalkrijke grond (op slib, klei, zand grind). Het milieu kan zwak brak zijn. Ze groeit als kortlevende pionier op droogvallende oevers van rivierlopen, meren, visvijvers, duinplassen, zand- en kleigroeven en op opgespoten grond. De meest geschikte standplaatsen ontstaan uiteraard in warme, droge zomers. Het is soort van de koele en gematigde streken van het Noordelijk Halfrond en Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het verspreidingsgebied. Deze lichtkiemer is vrij algemeen in het rivierengebied van Midden-Nederland en is zeer zeldzaam in de Hollandse duinen en in het oosten van het land. De plant vormt vaak matjes met behulp van uitlopers, ondergedoken exemplaren hebben een andere bladvorm. De onaanzienlijke bloemetjes bestuiven vooral zichzelf of krijgen insectenbezoek. De gevormde zaden zijn talrijk, stoffijn en blijven meer dan 5 jaar kiemkrachtig, ze worden door watervogels of door water verspreid.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - oktober

Hoogte - 0,02-0,05 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Kruipende wortelende uitlopers.

Stengels/takken - De stengels zijn iets klierachtig behaard. Vaak vormt Slijkgroen matjes.

Bladeren - De bladeren van het wortelrozet zijn lang gesteeld, lijnvormig-langwerpig tot spatelvormig en vaak boven het midden het breedst. Verder zijn ze ongetand en vrij vlezig. In het water zie je priemvormige of lang gesteelde, eivormige drijfbladeren.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De kortgesteelde, alleenstaande bloemen groeien in de bladoksels. De bloemkroon is rozewit, 2 tot 5 mm breed, klokvormig en heeft 5 uitgespreide, vrij spitse slippen. De bloemen hebben 4 meeldraden. De kelk is 5-spletig met driehoekige slippen.

Vruchten - Een doosvrucht. Stoffijne zaden. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op natte tot vochtige, meestal tijdelijk droogvallende (of tijdelijk overstroomde), matig voedselarme tot voedselrijke, humeuze, kalkarme tot kalkrijke grond. Ook in zwak brak milieu (slib, klei, zand en grind).

Groeiplaats - Water en waterkanten (modderige rivieroevers, oevers van meren, drooggevallen bodems van rivierlopen, periodiek drooggelegde visvijvers en periodiek overstroomde plaatsen), zeeduinen (duinplassen), afgravingen (zand- en kleigroeven) en opgespoten grond (niet blijvend).
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: pionier op matig voedselarme, vochtige grond
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website