Narrentasje

Taphrina pruni


© Lucien Noens

Ecologie & verspreiding
Alle Taphrina-soorten zijn parasitair op levende planten (biotrofe parasieten). Het grootste deel van het jaar leven ze als gisten ongezien op de waardplant waar ze geen mycelium van hyfen of draden en geen vruchtlichamen vormen; de asci zitten eenvoudigweg op de oppervlakte van de gal. De asci zijn er maar een korte periode van het jaar. In het voorjaar infecteert de schimmel de uitlopende knoppen en bloeiwijzen; de plant reageert daarop met de vorming van gallen, die bij T. pruni de vorm van narrentasjes hebben. In een koud en nat voorjaar kunnen de infecties massaal zijn. Er wordt van uitgegaan, dat alle Taphrina-soorten waardspecifiek zijn. Een juiste determinatie van de waardplant is dan ook van belang. De waardplanten van T. pruni zijn Sleedoorn (Prunus spinosa), Kerspruim (P. ceracifera) en gekweekte Pruim (P. domestica). Taphrina pruni is een algemene soort en in de fruitteelt is het een gevreesde ziekte. Het verspreidingsgebied in de Verspreidingsatlas toont maar een deel van de verspreiding van de waardplantsoorten, waarvan de Sleedoorn in vrijwel geheel Nederland voorkomt. Ook is het waarschijnlijk dat aantastingen in de commerciële fruitteelt niet in de atlas zijn opgenomen. Op de gal, het narrentasje, kan later in het seizoen een groenige schimmel parasiteren, een Cladosporium-soort.
Groep: Paddenstoelen
Substraatvoorkeur: vruchten (48)
© 2025  NMV
Ga naar de volledige website