Ecologie & verspreiding
Waterlobelia komt in Nederland van oudsher voor in vennen met helder, zwak tot matig zuur, voedselarm water. Ook de venbodems moeten aan strenge voorwaarden voldoen; deze moeten humus- en voedselarm en zandig zijn en niet worden bedekt met slib. De soort is nooit algemeen geweest maar in het Pleistocene deel van het land kon ze vroeger lokaal uitbundig voorkomen. Door verzuring, vermesting en drainage resteert hiervan nog weinig. Op veel oude standplaatsen is ze weggeconcurreerd door bijvoorbeeld knolrus. Waterlobelia staat dan ook op de Rode lijst als ernstig bedreigd. De soort reageert wel positief op herstelmaatregelen en in verschillende vennen is ze (weer) verschenen. Dit biedt hoop voor behoud van de soort in het land waar ze voor het eerst wetenschappelijk is beschreven, namelijk omstreeks 1600 door Dortman. In tegenstelling tot oeverkruid vereist waterlobelia geen droogvallen om tot bloei te komen. In andere landen is ze zelfs onderwater bloeiend aangetroffen.
Waterlobelia komt in Nederland van oudsher voor in vennen met helder, zwak tot matig zuur, voedselarm water. Ook de venbodems moeten aan strenge voorwaarden voldoen; deze moeten humus- en voedselarm en zandig zijn en niet worden bedekt met slib. De soort is nooit algemeen geweest maar in het Pleistocene deel van het land kon ze vroeger lokaal uitbundig voorkomen. Door verzuring, vermesting en drainage resteert hiervan nog weinig. Op veel oude standplaatsen is ze weggeconcurreerd door bijvoorbeeld knolrus. Waterlobelia staat dan ook op de Rode lijst als ernstig bedreigd. De soort reageert wel positief op herstelmaatregelen en in verschillende vennen is ze (weer) verschenen. Dit biedt hoop voor behoud van de soort in het land waar ze voor het eerst wetenschappelijk is beschreven, namelijk omstreeks 1600 door Dortman. In tegenstelling tot oeverkruid vereist waterlobelia geen droogvallen om tot bloei te komen. In andere landen is ze zelfs onderwater bloeiend aangetroffen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juli - augustus
Hoogte - 0,20-0,70 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een korte wortelstok met uitlopers.
Stengels/takken - De bloeistengel is hol en steekt boven het water uit. De bloeistengels dragen geen of bijna geen bladeren.
Bladeren - De wintergroene, ondergedoken bladeren vormen een dicht wortelrozet. Ze zijn lijnvormig, stomp, hol met 2 luchtkanalen en bevatten melksap. De schutbladen zijn eirond en korter dan de bloemsteel.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De hangende bloemen vormen een armbloemige tros. Ze zijn wit tot lichtlila, 2-lippig en 1½ tot 2 cm groot. Ze bevatten 5 meeldraden.
Vruchten - Een doosvrucht. De 2-hokkige vruchten springen aan de top met 2 kleppen open. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen (pionier) in ondiep tot matig diep (soms tot meer dan 1 meter diep), voedselarm, zwak zuur, helder, stilstaand water met een humusarme zandbodem. De groeiplaats kan in de zomer korte tijd droogvallen.
Groeiplaats - Water (vrij grote heidevennen, spoorsloten in heidegebieden, meren, bergmeertjes en zandafgravingen).
Bloeitijd - juli - augustus
Hoogte - 0,20-0,70 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een korte wortelstok met uitlopers.
Stengels/takken - De bloeistengel is hol en steekt boven het water uit. De bloeistengels dragen geen of bijna geen bladeren.
Bladeren - De wintergroene, ondergedoken bladeren vormen een dicht wortelrozet. Ze zijn lijnvormig, stomp, hol met 2 luchtkanalen en bevatten melksap. De schutbladen zijn eirond en korter dan de bloemsteel.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De hangende bloemen vormen een armbloemige tros. Ze zijn wit tot lichtlila, 2-lippig en 1½ tot 2 cm groot. Ze bevatten 5 meeldraden.
Vruchten - Een doosvrucht. De 2-hokkige vruchten springen aan de top met 2 kleppen open. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen (pionier) in ondiep tot matig diep (soms tot meer dan 1 meter diep), voedselarm, zwak zuur, helder, stilstaand water met een humusarme zandbodem. De groeiplaats kan in de zomer korte tijd droogvallen.
Groeiplaats - Water (vrij grote heidevennen, spoorsloten in heidegebieden, meren, bergmeertjes en zandafgravingen).
Familie: Campanulaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Ernstig bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: voedselarme wateren