Kleine rupsklaver

Medicago minima


© Peter Meininger

Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - oktober

Hoogte - 0,05-0,40 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.

Stengels/takken - De meestal opstijgende, maar soms rechtopstaande of liggende stengels zijn zijdeachtig behaard.

Bladeren - De blaadjes zijn drietallig. De 0,5 cm grote deelblaadjes zijn eirond met een afgeronde top en een wigvormige voet. De langwerpige steunblaadjes zijn niet of zwak getand.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een bloeiwijze met één  tot zes  bloemen. Deze is langer gesteeld dan die van Gevlekte rupsklaver. De bloemen zijn lichtgeel en worden 3-4½ mm.

Vruchten - Een doosvrucht. De 3-5 mm lange peulen zijn bolvormig, viltig en klierachtig behaard, met drie  tot vijf  zwak netvormig geaderde, gesteelde windingen. De stekels zijn slank en tot het eind bijna recht. De zaden zijn kortlevend (één tot vijf  jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open tot grazige plaatsen op droge, voedselarme tot matig voedselrijke, neutrale tot kalkrijke grond (zand, zavel en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Zeeduinen (langs duinpaden, grasland en binnenduinweiland), dijken (kanaaldijken), grasland (kalkgrasland), langs spoorwegen (spoorwegterreinen), braakliggende grond, opgespoten grond (kalkrijk zand) en waterkanten ('s zomers droogvallende rivierstrandjes en langs grindgaten).
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website