Beenbreek

Narthecium ossifragum


© John Breugelmans

Ecologie & verspreiding
Beenbreek is een soort van voedselarme, natte en vochtige delen in heide- en veenstreken. Opvallend zijn de gele trosvormige bloeiwijzen. Minstens zo opvallend zijn de helder-oranje vruchten die daarna verschijnen. In het lagere deel van Nederland komt Beenbreek nauwelijks voor. In vergelijking met de periode voor 1980 is het aantal atlasblokken gehalveerd van 325 naar 148. Ondanks deze afname is Beenbreek in het oostelijk deel van het land op geschikte plaatsen soms nog massaal aanwezig (Drenthe, Twente, Veluwe, Noord Brabant); op andere plaatsen is hij hard achteruitgegaan of zelfs geheel verdwenen. Op sommige plaatsen weet de soort zich jarenlang in vegetatieve toestand te handhaven. Op een droger deel van de Tongerense Heide (Veluwe) staan al tientallen jaren enkele planten in niet bloeiende toestand. Let op oude groeiplaatsen dus ook eens op niet bloeiende planten!
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,10-0,30 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een stevige, kruipende en vertakte wortelstok. Worteldiepte tot 20 cm.

Stengels/takken - Vaak in groepen groeiend. De stengels zijn meestal aan de voet opstijgend.

Bladeren - Aan de voet van de stengel groeit een zijdelings afgeplatte rozet van afwisselend in twee rijen staande, vlezige en dicht opeenzittende bladen. Deze vaak enigszins oranje aangelopen rozetbladen zijn zwaardvormig (lijnvormig) en staan met de stengel in één vlak. Ze zijn vaak min of meer sikkelvormig gekromd en hebben een spitse top. Er zijn vaak veel niet-bloeiende rozetten. De schedevormige tot schubvormige stengelbladen zijn veel kleiner en lijken op schutbladen. De schutbladen zijn lancetvormig.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is een 6-7 cm lange, vrij dichte, aarvormige en veelbloemige tros met stervormige bloemen. De bloemsteeltjes staan in de oksels van schutbladen en halverwege groeit een steelblaadje. De vrije, lijnlancetvormige, 6-8 mm lange bloemdekbladen zijn heldergeel met van buiten een brede, groene middenstreep, na de bloei vallen ze niet af. De meeldraden hebben wollig behaarde helmdraden en de helmknoppen zijn oranjerood. De stempel is drielobbig.

Vruchten - Een doosvrucht. De helder oranje, tot 12 mm lange, sigaarvormige (smalle, elliptische) doosvruchten vertonen zes lengtegroeven en bevatten enige tientallen spoelvormige, aan de top en de voet draadvormige (de uiteinden met borstels), ruim 0,5 cm lange zaden. De zaden worden door de wind uit de doosvruchten geschud. De zaden zijn kortlevend (korter dan één jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige plaatsen op natte, voedselarme, matig zure grond (veen en sterk humeus tot venig zand en leem). Plekken met een weinig schommelende waterstand. Beenbreek verdraagt geen langdurige overstroming.

Groeiplaats - Moerassen (moerassige plaatsen in heide- en veengebieden, hoogveen), struwelen (gagelstruweel), waterkanten (langs greppels in natte heide, langs vennen en aan de rand van verlandende vennen).
Familie: Nartheciaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: natte heiden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website