Brede orchis

Dactylorhiza majalis


© Dick Kerkhof

Ecologie & verspreiding
Brede orchis groeit op zonnige, grazige plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke, mineraalrijke en stikstofhoudende, niet of slechts licht bemeste, zwak zure tot vaak kalkhoudende, humusrijke bodems van veen, zand, leem, löss, zavel, rivierklei en lichte zeeklei. Zij staat ook in zwak brak milieu en groeit vaak op plaatsen waar basenrijk grondwater uittreedt. De soort staat in hooi- en weilanden, in blauwgraslanden, duinvalleien en in schraallanden, in brongebieden, bermen en in brakwatervenen, op taluds van sloten, beken en kanalen. De soort is in Nederland vrij zeldzaam in heel het land, de grootste populaties zijn tegenwoordig te vinden in de polderlanden van Texel en langs de Drentse Aa. Ze gaat in Nederland achteruit als gevolg van zware bemesting, ontwatering, verschraling, herontginning, veranderingen in agrarisch gebruik, ruilverkavelingen en stadsuitbreidingen. Brede orchis is kensoort voor het Gewone en Spindotter-verbond, dat zijn bloemrijke, een- of tweemaal per jaar gemaaide, ’s winters periodiek overstroomde hooilanden op vaak kleiig of venige, drassige gronden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juli

Hoogte - 0,15-0,60(-1,20) m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een vingervormige wortelknol.

Stengels/takken - De stengels worden naar de top toe hol. Ze zijn min of meer gedrongen, maar later worden ze wat langer. De stengeltop is vaak iets paars.

Bladeren - De plant heeft vier tot acht donkergroene, schuin afstaande bladen. De onderste bladeren zijn langwerpig en in het midden het breedst. De bovenste bladeren zijn smaller, met meestal onregelmatige, gevulde (zelden ringvormige) donkere vlekken, maar soms zijn ze ongevlekt. De schutbladen zijn vaak iets paarsig en meestal langer dan de bloemen.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De aar is kegelvormig. De bloemen zijn paarsrood, soms roze of zelden wit met donkere vlekken. De zijdelingse bloembladen staan af. De driedelige lip is vlak uitgespreid, 0,9-1,4 cm, heeft een getande rand en paarsige lijnen. De lip heeft teruggeslagen zijslippen en vaak een grote middenlob. Het honingmerk bestaat uit stippen, streepjes en lussen. De spoor is korter dan het vruchtbeginsel.

Vruchten - Een doosvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, voedselarme tot matig voedselrijke, niet of slechts licht bemeste, zwak zure tot vaak kalkhoudende, humusrijke grond (veen, zand, leem, löss, zavel, rivierklei en lichte zeeklei.) Ook in zwak brak milieu.

Groeiplaats - Grasland (moerassige plaatsen, hooiland, extensief beweid grasland en blauwgrasland), bermen, zeeduinen (grazige duinvalleien), moerassen (trilvenen en bronmoerassen), waterkanten (langs kwelsloten en greppels), buitendijkse waarden, zandplaten, afgravingen, opgespoten grond en drassige plekken op dalwanden.
Familie: Orchidaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: blauwgraslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website