Aangebrande orchis

Neotinea ustulata


© John Breugelmans

Ecologie & verspreiding
Aangebrande orchis geeft de voorkeur aan zonnige tot licht beschaduwde, stikstofarme en matig voedselarme, onbemeste, matig droge tot vochtige, kalkarme tot kalkrijke löss- en leembodems Ze groeit in onbemeste kalkgraslanden, in struweelranden, in beek- en rivierbegeleidende hooilanden en beemden, in lichte bossen en bosranden en komt vooral voor in heuvel- en berggebieden. In Zuid-Limburg wordt de noordwest grens bereikt van het continentale areaal van deze soort. De nagenoeg uit ons land verdwenen orchidee was en is hier zeer zeldzaam. De plant heeft wel wat weg van een kleine Purperorchis maar heeft relatief grotere schutbladen. Ze groeit zeer traag en heeft tot 13 jaar nodig om van zaad in een bloeiend exemplaar te veranderen. De meer dan sterke achteruitgang van deze soort is het volg van ontwatering, ontginning en intensiever gebruik van de landbouwgronden en verder het gebruik van daarbij horende bemesting. Ook werd de soort indertijd (voor de jaren 50) veel uitgegraven door bloemisten.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,20-0,30 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Twee eivormige knollen.

Stengels/takken - Vrij dunne, rechtopstaande stengels.

Bladeren - De plant heeft vijf tot tien blauwachtig groene, ongevlekte, lancetvormige of langwerpige, spitse bladeren, die ongeveer 3-10 cm lang en 0,5-2 cm breed worden. De bladeren op de bloemstengel worden naar boven toe steeds kleiner. De onderste bladeren vormen een rozet en de bovenste bladeren zitten als een schede om de stengel.

Bloemen - Tweeslachtig (een plant met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 3-6 cm lange aar is eerst eivormig, maar wordt later wat langer. Voor de bloei is de bloeiwijze bovenaan zwartpurper. De welriekende bloemen worden tot 1 cm lang. De bloembladen vormen een halfbolvormige helm en zijn van buiten zwartpurper. De driedelige, 3½-7 mm grote bloemlip is wit of lichtroze met rode puntjes. De zijslippen zijn langwerpig en de middenslip is naar de top verbreed en meestal tweespletig. De omlaag gerichte spoor is ongeveer vier keer zo lang als het vruchtbeginsel.

Vruchten - Een doosvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, maar soms licht beschaduwde plaatsen op matig droge tot vochtige, stikstofarme, matig voedselarme, onbemeste, meestal kalkrijke, maar soms kalkarme grond (löss, leem en mergel). Ook op droge, open plekken.

Groeiplaats - Grasland (uiterwaarden, rivier- en beekbegeleidend hooiland en kort blijvend, onbemest kalkgrasland), berghellingen (tot 2000 m hoog), bossen (lichtrijke loofbossen), bosranden en struweelranden. Vooral in heuvel- en berggebieden.
Familie: Orchidaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Verdwenen uit Nederland
Zeldzaamheid: verdwenen
Ecologische groep: kalkgraslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website