Rode bremraap

Orobanche lutea


© John Breugelmans

Ecologie & verspreiding
Rode bremraap staat op zonnige, matig droge en voedselarme, basen- en kalkrijke, grazige en luchtige, verkruimelde zand- en zavelbodems. De meerjarige en zeer kieskeurige parasiet groeit op rivierduinen, zandige rivierdijken en bermen, in kalkgraslanden en stroomdalgraslanden, bij voorkeur in of nabij struweelzomen. Nederland valt binnen het noordelijke deel van het Europese deel van het areaal. Ze komt in Nederland zeer zeldzaam voor in het rivierengebied. De plant woekert op allerlei Vlinderbloemigen, maar is in Nederland uitsluitend op Sikkelklaver aangetroffen. Bestuiving geschiedt door insecten en de verspreiding van de zeer kleine, ± eivormige zaden gebeurt door de wind. Rode bremraap en Walstrobremraap zijn nauw verwant en groeien beide vaak op rivierduinen en worden nog al eens verwisseld. Ze is het best te herkennen aan haar knalgele stempels (in verse toestand), haar andere gastheerkeuze en de afwezigheid van een geur. Walstrobremraap daarentegen heeft geelbruine stempels, heeft Sterbladigen als gastheer en verspreidt een sterke anjer- of kruidnagelgeur.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,10-0,60 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De stengels en bladeren lijken veel op die van Walstrobremraap. Ze zijn bruinrood en vrij slank.

Bladeren -

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn rood tot bruinachtig of soms gelig. Naar de voet zijn ze lichter van kleur. Ze zijn 2 tot 3,2 cm lang. De lobben van de bovenlip en de onderlip zijn minder dicht klierachtig behaard en hebben kale of vrijwel kale randen. De meeldraden zitten 3 tot 6 mm boven de voet op de kroonbuis. De stempel is geel of vrij wit. Ze verspreiden geen of maar weinig geur.

Vruchten - Een doosvrucht met stoffijn zaad. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, grazige plaatsen op matig droge, matig voedselarme, kalkhoudende zandgrond. Deze parsasiet woekert in Nederland alleen op Sikkelklaver, elders ook wel op andere vlinderbloemigen.

Groeiplaats - Rivierduinen, zandige (rivier)dijken, bermen en grasland (kalkgrasland).
Familie: Orobanchaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkgraslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website