Zanddoddegras

Phleum arenarium


© Hans Toetenel

Ecologie & verspreiding
Zanddoddengras groeit in pioniersituaties op zonnige, open plekken op humus- en voedselarm, min of meer kalkrijk, neutraal tot basisch, droog duinzand. Zij verdraagt overstuiving met zand. Zij is in de duinen te vinden in de zeereep, op open hellingen tussen mossen als Groot en Klein duinsterretje, in duingrasland en dwergstruweel op noordhellingen en in droge valleien. In het binnenland staat de soort in zandkuilen van rivierduintjes, bermen, langs spoorwegen en op opgespoten zandgrond van haven- en industrieterreinen. Wanneer de begroeiing zich sluit verdwijnt de plant. In Nederland is Zanddoddengras algemeen in de duinen en zeer zeldzaam in het rivierengebied. Elders in Nederland komt zij onbestendig voor als adventief van duinzand. Zanddoddengras is kensoort voor het Duinsterretjes-verbond, een verzameling pionierbegroeiingen op open, kalkhoudend tot kalkrijk duinzand.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,03-0,13(-0,30) m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Het dichte wortelstelsel gaat meestal niet dieper dan 10 cm, maar soms tot 20 cm..

Stengels/takken - Vaak is er maar 1 stengel, maar Zanddoddegras kan ook in polletjes groeien met vaak boogvormig opstijgende stengels.

Bladeren - De korte, vrij brede en daardoor driehoekige bladeren zijn duidelijk geribd. De bovenste bladscheden zijn iets opgeblazen. Het tongetje wordt tot meer dan een ½ cm lang.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is naar de voet kegelvormig versmald, naar de top versmald en afgerond, 0,5 tot 5 cm lang en groenwit. De zijasjes zijn niet met de hoofdas vergroeid. De kelkkafjes zijn geleidelijk versmald in een scherpe, maar niet of nauwelijks genaalde top. De helmknoppen zijn eirond of bijna rond en nog geen mm lang.

Vruchten - Een graanvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, open plaatsen (pioniervegetatie) op droge, voedselarme en humusarme, kalkrijke, maar soms vrij kalkarme zandgrond.

Groeiplaats - Zeeduinen (open plekken in duingrasland en mosduinen), bermen, rivierduinen, opgespoten grond op haventerreinen en industrieterreinen en langs spoorwegen (spoorwegterreinen aangelegd met duinzand).
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website