Knolbeemdgras

Poa bulbosa


© Kim Lotterman

Ecologie & verspreiding
Knolbeemdgras staat op open, zonnige en zelden licht beschaduwde, droge, stikstofarme en matig voedselrijke, zwak zure tot basische, vaak verstoorde en betreden, neutrale tot kalkrijke zand- en leemgrond en op stenige plaatsen. Ze groeit in bermen (aan de voet van beuken) en middenstroken van duinpaden, op parkeerplaatsen en speelveldjes, in (berg)weiden en in droge weilanden, op stenige dijken, grindige spoorwegterreinen en op oude muren. De plant stamt waarschijnlijk uit Centraal-Aziatische zoutsteppen en is met schapenteelt verder westwaarts terecht gekomen. Nederland ligt in het noordwestelijke deel van het Europese deel van het hedendaagse verspreidingsgebied. De soort is zeldzaam in het Duindistrict, zeer zeldzaam in het rivierengebied, in het stedelijke gebied en langs het IJsselmeer. Het taxon heeft bovengrondse, kale, grijsgroene en vaak sterk rood tot paars aangelopen stengelbollen, vormt dichte zoden, heeft weinig of geen bloeistengels en verkleurd in mei al bruin. Er zijn een tweetal vormen van Knolbeemdgras bekend, zie hiervoor de beide variëteiten.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - mei

Hoogte - 0,07-0,40 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.

Stengels/takken - De stengels vormen bovengrondse bollen. Ze zijn kaal, grijsgroen en vaak sterk rood tot paars aangelopen. Ze hebben geen of maar weinig bloeistengels. Vaak zijn ze aan de voet vertakt, waarbij de zijstengels onderaan ook een bolletje dragen. Knolbeemdgras vormt dichte zoden.

Bladeren - De bladen zijn vaak samengevouwen, min of meer gootvormig. Ze zijn verder dofgroen, maar worden al in mei bruin. Ze zijn een 0,5-2 mm breed. Het tongetje is spits en wordt tot 4 mm lang.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloempuim is meestal samengetrokken, staat naar één  kant en is aan de gewelfde buitenkant iets paarsig of grijsgroen. De pluim kan normaal bloeiende aartjes hebben, maar er kunnen zich ook miniplantjes ontwikkelen.

Vruchten - Een graanvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, zelden licht beschaduwde, open plaatsen op droge, matig voedselarme, zwak zure tot basische, neutrale tot kalkrijke, vaak verstoorde grond (zand en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Bermen (aan de voet van beuken), zeeduinen (bermen en middenstroken van duinpaden en parkeer- en speelveldjes), grasland (droog weiland, uiterwaarden en dorre zandkopjes in weiland), rivierdijken, stenige dijken, langs spoorwegen (op spoorwegterreinen tussen grind of bestrating) en oude muren.
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website