Moerasbeemdgras

Poa palustris


© Stef van Walsum

Ecologie & verspreiding
Moerasbeemdgras staat op vrij open, zonnige tot licht beschaduwde, vochtige tot natte, zelden vrij droge, matig voedselrijke tot voedselrijke, zwak zure tot basische, kalkhoudende en stikstofrijke, al of niet humeuze grond, bestaande uit zand, leem en veen, soms ook op klei of duinzand. Ze vertoont geen grote concurrentiekracht en verdraagt schaduw slecht. Ook wordt ze niet of nauwelijks in brak milieu aangetroffen. De plant groeit langs beken en rivieren, in graven duinplassen en grienden, in hooilanden en beekdalhooilanden, in bermen en langs droge sloten, in leemgroeven en op afgeplagde plekken, in riet- en zeggenmoerassen, zelden in bossen, op kapvlakten en natte bospaden. Verder staat ze op braakliggende grond, langs spoorwegen en tussen stenen in het stedelijk gebied. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het verspreidingsgebied. De soort is vrij zeldzaam in ons land, maar zeldzaam in Zeeland, Zuid-Limburg, in de duinen en in het Noordelijke kleigebied. Het taxon heeft gele lemmatoppen en na de bloei zijn de aartjes bijna wit.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,30-1,50 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Geen wortelstokken, maar soms wel korte uitlopers. Worteldiepte tot 50 cm.

Stengels/takken - De onderste takken van de bloeiwijze staan met 3 tot 6 bij elkaar en zijn opgericht, maar hangen vaak aan de top over. Moerasbeemdgras vormt losse pollen.

Bladeren - De stengelbladeren zijn vlak. De bladtop is spits. De bladschede is afgerond of zwak gekield. Het tongetje is afgerond en 2 tot 5 mm lang.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De grote, ijle bloempluim is glanzend en bevat veel bloemen. Aan de top hangt de pluim vaak over. Na de bloei staat de pluim wijd uit en heeft bijna witte aartjes.

Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde, vrij open plaatsen op vochtige tot natte, zelden vrij droge, matig voedselrijke tot voedselrijke, zwak zure tot basische, kalkhoudende, al of niet humeuze grond (zand, leem en veen, soms op klei of duinzand).

Groeiplaats - Moerassen, waterkanten (beken, rivieren en gegraven duinplassen), grasland (hooiland en beekdalhooiland), bermen, droge sloten, afgravingen (leemgroeven), afgeplagde plekken, braakliggende grond, langs spoorwegen (vrij droge plaatsen in ballastbedden), grienden, zelden in bossen en op kapvlakten.
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke oevers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website