Zwaluwtong

Fallopia convolvulus


© Willie Riemsma

Ecologie & verspreiding
Zwaluwtong staat op open en zonnige, voedsel- en stikstofrijke, droge tot vochtige, vaak omgewerkte, niet te zure, vrij lichte bodems van zand en leem en is bestand tegen heel wat bestrijdingsmiddelen. De eenjarige plant staat op akkers en in akkerranden, op stoppelvelden en zandige bermen, op braakliggende en omgewerkte grond, langs duinpaden waar het zand gemengd is met houtsnippers. Ook langs spoorwegen en onder kreupelhout, aan de voet van heggen en langs rivieren, op afvalhopen en op andere ruderale plaatsen. De soort stamt oorspronkelijk uit Eurazië maar is als cultuurvolger een kosmopoliet geworden in alle werelddelen, hoofdzakelijk in de gematigde streken en is zeer algemeen in Nederland. Verwarring met Heggenduizendknoop valt te vermijden door rijpe nootjes te vergelijken, bij Zwaluwtong zijn ze 4-5 mm lang en dof zwart, bij eerstgenoemde 2,5-3 mm en glanzend zwart. Vegetatief valt ze altijd te onderscheiden van Heggenduizendknoop aan de minieme stekelhaartjes op de bladstelen die hierdoor ruw aanvoelen, bij Heggenduizendknoop zijn de bladstelen glad.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - herfst

Hoogte - tot 1,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte 20 tot 50 cm.

Stengels/takken - De dunne, liggende of klimmende stengels kunnen tot 1 meter lang worden. Meestal winden ze rechtsom. In de lengte zijn ze geribd, kantig en ruw.

Bladeren - De driehoekig-eironde bladeren hebben een toegespitste top, afgeronde zijden, een hartvormige tot pijlvormige voet, met de grootste breedte even boven de bladvoet. De 2 bladvoetslippen zijn spits, terugwijzend, dofgroen, vaak rood aangelopen, ruw door kleine stekelhaartjes en gesteeld (behalve de bovenste). Op de bladsteel zie je groefjes, die nectar afscheiden en mieren aantrekken.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De groenachtige tot witte bloemen groeien op gekromde steeltjes. Je vindt ze met 1 tot 5 bij elkaar in de bladoksels of in een aarachtige bloeiwijze met weinig bloemen.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De 4 tot 5 mm grote zaden zijn driekantig en dofzwart. Het vruchtdek is gekield of smal gevleugeld en langer dan het vruchtsteeltje. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op vochtige tot droge, voedselrijke, vaak omgewerkte, niet te zure, vrij lichte grond (zand en leem).

Groeiplaats - Akkers (graan- en hakvruchtakkers en akkerranden), tuinen, zeeduinen (langs duinpaden, vooral op plaatsen waar het zand met houtsnippers vermengd is), braakliggende grond, wegranden, bermen (omgewerkte grond), langs spoorwegen, onder kreupelhout, aan de voet van heggen, ruderale plaatsen (o.a. afvalhopen) en waterkanten (langs rivieren).
Familie: Polygonaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke akkers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website