Heggenduizendknoop

Fallopia dumetorum


© Koen van Zoest

Ecologie & verspreiding
Heggenduizendknoop staat op zonnige, warme, droge tot vochthoudende, goed doorlatende, matig voedselrijke tot voedselrijke, al of niet kalkhoudende bodems van zand en leem. De eenjarige plant groeit in (duin)struwelen en ruigten, in bossen en bosranden, in lichte rivierduinbosjes en op kapvlakten, op spoorhellingen, in heggen en hekken en aan de oevers van waterlopen. Het areaal omvat de gematigde streken van Europa en Azië en ze is op een aantal plaatsen in Noord-Amerika ingeburgerd. In Nederland is de soort vrij algemeen in het zuidoosten, in Gelderland, Overijssel en de Hollandse duinen, vrij zeldzaam in het rivierengebied en het noordoosten en is elders zeer zeldzaam. Heggenduizendknoop wordt regelmatig verward met Zwaluwtong, de rijpe nootjes van eerstgenoemde zijn 2,5-3 mm lang en glanzend zwart, die van Zwaluwtong zijn 4-5 mm lang en dof zwart. Vegetatief valt ze altijd te onderscheiden van Zwaluwtong aan de gladde bladstelen, bij Zwaluwtong voelen de bladstelen ruw aan door de aanwezigheid van minieme stekelhaartjes. De bladeren, stelen en zaden zijn eetbaar.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - herfst

Hoogte - tot 2,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De dunne, rechts windende, meestal klimmende stengels zijn rond en worden tot 2 meter lang. Ze zijn fijn gestreept.

Bladeren - De lichtgroene, gladde bladeren zijn pijlvormig. Ze lijken op die van Zwaluwtong.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Ook de witachtige bloemen lijken veel op die van Zwaluwtong.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zwarte, gladde en glanzende zaden zijn 2½-3 mm lang. Het vruchtsteeltje is 5-8 mm. Het vruchtdek is breed gevleugeld en even lang als het vruchtsteeltje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, warme plaatsen op droge, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak kalkhoudende en goed doorlatende grond (zand en leem).

Groeiplaats - Bosranden, heggen, struwelen (voedselrijke zomen), net gekapte hakhoutbosjes, lichte rivierduinbosjes en kapvlakten daarvan, tussen doornstruiken aan bosranden, verstoorde grond, zeeduinen, parken, ruigten en langs spoorwegen (spoordijken en spoorbermen).
Familie: Polygonaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke zomen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website