Waterpeper

Persicaria hydropiper


© Bert Verbruggen

Ecologie & verspreiding
Waterpeper staat, vaak als pionier, op open en zonnige tot beschaduwde, natte en humeuze, stikstofrijke en voedselarme, vaak kalkarme bodems die uit diverse grondsoorten kunnen bestaan, maar vooral op zand en minder op zware grond. De eenjarige plant groeit langs sloten, in laagten in de uiterwaarden, op open plekken in bossen, op drassige bospaden en in wilgenvloedbossen. Ook in weiden, langs droogvallende greppels en op braakliggende grond, langs vijver- en rivieroevers, in akkers en grienden. Het areaal van Waterpeper omvat de gematigde streken van Noordelijke Halfrond, Zuidoost-Azië en Australië en Nederland valt binnen grenzen van het verspreidingsgebied. Ze is zeer algemeen in Nederland, zeldzaam in Zeeland, Flevoland en de noordelijke kleigebieden. De hete, peperachtige smaak van de bladeren is karakteristiek. De plant werd gebruikt bij de behandeling van gezwellen en zweren bij paarden en bij mensen aangewend voor gekneusde plekken. Verder zou de plant ongedierte verdrijven en er werd een gele kleurstof uit bereid.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - herfst

Hoogte - 0,20-0,80 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 1 meter.

Stengels/takken - De scherp, naar peper smakende stengels zijn meestal van de voet af vertakt en vertonen vaak een S-bocht. Aan de voet liggen ze op de grond, wortelen op de knopen en richten zich dan op.

Bladeren - Bladeren met een brandend scherpe smaak. Ze zijn smal langwerpig, hebben een wigvormige voet, een zwak gegolfde rand en een toegespitste top. Ze zijn nauwelijks gesteeld, zwak glanzend, aan de bovenkant kaal en van onderen op de middennerf met stekelhaartjes.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Bebladerde schijnaren, die aan de top ovehangen. De bloemen hebben een 3-tallig of 4-tallig bloemdek. De bloemdekbladen zijn aan de voet vergroeid en grotendeels groen, alleen bovenaan zijn ze roze of wit. Op elk bloemdekblad groeien 20 tot 50 klieren op het vergroeide en het vrije deel van dit bloemdekblad.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De dopvruchten zijn dof. De nootjes zijn bruin of zwart. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen (pionier) op natte, voedselrijke, met name stikstofrijke, humeuze, vaak kalkarme grond (de meeste grondsoorten, maar minder op zware grond).

Groeiplaats - Waterkanten (langs weilandsloten, vijvers, rivierarmen, droogvallende greppels en sloten en op slootbagger), bossen (moerasbossen, langs drassige bospaden, elzenbroekbos en wilgenvloedbos), grienden, grasland, in de lente droogvalende laagten, laagten in uiterwaarden en akkers (verslempte plaatsen).
Familie: Polygonaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: pionier op stikstofrijke, natte grond
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website