Zwarte populier

Populus nigra


© Adrie van Heerden

Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - april

Hoogte - 15,00-24,00 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, tweehuizig

Wortels -

Stengels/takken - Wijd vertakt. De takken zijn kaal. Jonge takken zijn rond en glanzend grijsgeel, maar worden later grauw.

Bladeren - De kleverige knopschubben ruiken naar balsem. De kale bladeren zijn 5-10 cm. Ze zijn eirond-ruitvormig tot driehoekig, aan de voet meestal wigvormig en aan de top toegespitst. Een lange bladsteel zonder kliertjes aan de top. De bladrand is iets doorschijnend, fijn getand en niet gewimperd. De schutbladen zijn handvormig ingesneden en kaal. Tijdens de bloei vallen ze af.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten). De stempels zijn geelachtig. Er zijn twaalf tot dertig meeldraden met rode helmknoppen. Het vruchtbeginsel is eivormig met twee naden.

Vruchten - Een doosvrucht. De hangende katjes zijn in omtrek rond en 5-10 cm lang. De vrouwelijke katjes zijn meestal langer dan de mannelijke. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, zwak zure tot neutrale, voedselrijke grond (zand, zavel, klei en riviergrind).

Groeiplaats - Zeeduinen (binnenduinrand), waterkanten (langs rivieren), ruigten (natte ruigten), bossen (ooibossen langs de rivieren, in de hoogste delen van schietwilg- en essenbossen) en bosranden.
Familie: Salicaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: natte ruigten
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website