Glanzig fonteinkruid

Potamogeton lucens


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Glanzig fonteinkruid is vrij algemeen in de (matig) voedselrijke en zoete wateren van het grote rivieren gebied, laagveengebied en in beekdalen. De plant wordt behalve in grote open plassen, kanalen en oude rivieren ook in kleine slootjes gevonden. Uit het voorgaande blijkt dat deze soort zowel in pioniermilieu’s (sloten, regelmatig geschoond) als in woelig en stromend water groeit. Glanzig fonteinkruid gaat waarschijnlijk overal achteruit, vooral in gebieden met veen of venige zandbodem. In grote delen van Nederland wordt basenrijk water ingelaten in droge perioden. Dit water stimuleert de afbraak van veen waardoor eutrofiëring en vervuiling (en vertroebeling) plaatsvindt. Hierdoor wordt Glanzig fonteinkruid bedreigd. De soort houdt het beste stand in wateren die (mede) gevoed worden door kwelwater. Glanzig fonteinkruid kan alleen worden verward met het zeer zeldzame Langstengelig fonteinkruid.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - september

Hoogte - 0,60-2,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een wortelstok.

Stengels/takken - Meestal zijn de stengels sterk vertakt, het bovenste deel is meestal horizontaal. Vaak vormen ze vlak onder water grote matten. Glanzig fonteinkruid is een vormenrijke soort.

Bladeren - De ondergedoken bladen zijn 10-25 cm lang en 1-5 cm breed. Ze zijn doorschijnend, langwerpig, aan de voet wigvormig met een korte steel, aan de rand dicht gekroesd en zeer fijn getand. Bovenaan zijn ze toegespitst, afgerond of met een inkeping. Ze hebben negen  tot vijftien  nerven. De grote steunblaadjes zijn kruidachtig, maar smaller dan de gewone bladen.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijzestengels worden tot 30 cm lang en zijn naar de top knotsvormig verdikt. Bovenaan zijn ze bijna net zo breed als de aar. De aren worden tot 6 cm lang. De bloemen zijn groenig.

Vruchten - Een steenvrucht. Rond, 2½-4 mm. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen in niet te ondiep, helder, matig voedselrijk, stilstaand of traag stromend, meestal kalkrijk, zoet water met een bodem van klei, zand of veen, zelden op leem.

Groeiplaats - Water (laagveenplassen, afgesneden rivierarmen, vijvers, kleiputten in het winterbed van rivieren, turfputten, wielen en weinig of niet bevaren kanalen).
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke wateren
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website