Voorjaarsganzerik

Potentilla verna


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Voorjaarsganzerik groeit op zonnige plaatsen op droge, vocht doorlatende, voedselarme, zwak zure tot meestal kalkrijke, grazige, vaak humusarme zandgrond, mergel en stenige plaatsen. Lichte beweiding en betreding verdraagt zij goed. In Zuid-Limburg groeit zij in krijthellinggraslanden, wanneer die niet worden verwaarloosd. Langs de rivieren staat zij op rivierduintjes, steile randjes van rivierdijken en op zandige bermtaluds in rivierdalen. Ook de hogere zandgronden komt de soort voor. In de duinen is zij een kalkindicator en staat zij in grazige bermen van duinpaden, op vroongronden en in duingraslanden. In Nederland komt Voorjaarsganzerik plaatselijk vrij algemeen voor in de kalkrijke duinen, en is zij zeldzaam in Zuid-Limburg en het rivierengebied. Elders in Nederland is zij zeer zeldzaam. Voorjaarsganzerik is kensoort voor het Verbond van de droge stroomdalgraslanden. Voorjaarsganzerik en dit verbond gaan in Nederland achteruit mede als gevolg van achterstand in het beheer (beweiding).
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - maart - juni

Hoogte - 0,05-0,15 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - De wortelstok is houtig met meerdere koppen. De plant wortelt niet op de knopen. Worteldiepte 20 cm tot 1 meter.

Stengels/takken - De liggende tot opstijgende, ruwe stengels zijn afstaand tot aanliggend behaard. De bloemdragende stengels komen aan de zijkanten uit het rozet. De soort is zodevormend.

Bladeren - De rozetbladeren zijn handvormig met 5 tot 7 wigvormige, getande deelblaadjes, die aan de bovenkant vrij kaal zijn en van onderen afstaand behaard. Er zijn weinig of geen stengelbladeren. De steunblaadjes zijn smal en lijnvormig, maar die van de stengelbladeren zijn langwerpig-eirond.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een los bijscherm met weinig, gele bloemen (meestal 3 tot 5). Deze zijn 1 tot 2 cm in doorsnee. De kroonbladen zijn iets langer dan de kelkbladen. De stijl is bovenaan knotsvormig verdikt.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen op droge, voedselarme tot matig voedselarme, zwak zure tot meestal kalkrijke, vaak humusarme grond (zand, mergel en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Rotshellingen, kalkrotsen, mijnsteenbergen, zeeduinen (grazige duinbermen, duingrasland en binnenduinweiland), grasland (kalkgrasland en laag blijvend grasland), bermen (bermhellingen in de rivierdalen), rivierduinen en rivierdijken (op steile randjes).
Familie: Rosaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkgraslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website